ECLI:NL:CRVB:2016:1247
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van nabestaandenuitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van een nabestaandenuitkering aan appellante, die in 2009 haar echtgenoot verloor. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had de uitkering toegekend, maar deze beëindigd na de 18e verjaardag van haar jongste kind. Appellante stelde dat haar arbeidsongeschiktheid niet correct was beoordeeld en dat haar medische beperkingen onvoldoende waren meegewogen. De Svb had echter vastgesteld dat appellante minder dan 45% arbeidsongeschikt was, gebaseerd op een medisch onderzoek door het Uwv. De Raad oordeelde dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het Uwv de signaleringen op de beoordelingspunten voldoende had gemotiveerd. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd, maar dat appellante hierdoor niet benadeeld was. Daarom werd de schending van artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht gepasseerd en het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar de Raad bevestigde deze uitspraak met verbetering van gronden.