ECLI:NL:CRVB:2016:1237
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering en beoordeling medische situatie van appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 april 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die als steksteekster werkte, had zich op 21 februari 2012 ziek gemeld met psychische en lichamelijke klachten. De verzekeringsarts concludeerde op 28 mei 2013 dat appellante per 30 mei 2013 hersteld was en beëindigde haar Ziektewet-uitkering. Appellante maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank bevestigde het standpunt van het Uwv, waarop appellante in hoger beroep ging.
In hoger beroep voerde appellante aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de verzekeringsarts zijn conclusies voldoende had onderbouwd. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat de verzekeringsarts zijn oordeel voldoende had onderbouwd met objectieve medische gegevens en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellante in staat was haar werk als steksteekster te verrichten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische gegevens bij de beoordeling van de geschiktheid tot arbeid en bevestigt de bevoegdheid van de verzekeringsarts in het vaststellen van de medische situatie van de verzekerde.