Uitspraak
mr. M.A. de Ronde.
OVERWEGINGEN
BESLISSING
B. Dogan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 april 2016.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, een man van Syrische-Turkse afkomst, heeft in 1998 Nederland binnengekomen en ontving sinds 2008 maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) vanwege zijn medische problematiek. De maatschappelijke opvang is door het college van burgemeester en wethouders van Arnhem beëindigd, omdat appellant geen rechtmatig verblijf in Nederland had en zich kon melden bij de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) voor opvang in een Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) in Ter Apel.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant geen aanspraak kan maken op individuele voorzieningen op grond van de Wmo, omdat hij niet rechtmatig verblijf houdt in Nederland. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het college terecht het bezwaar van appellant tegen de beëindiging van de maatschappelijke opvang niet-ontvankelijk had verklaard, en dat appellant zich kon wenden tot de DT&V voor opvang. De Raad onderschrijft deze overwegingen en concludeert dat de beëindiging van de maatschappelijke opvang niet in strijd is met de wetgeving.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de beëindiging van de opvang in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, maar de Raad heeft deze argumenten verworpen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.