ECLI:NL:CRVB:2016:1187
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die zijn beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering ongegrond had verklaard. Appellant, die als zelfstandig ondernemer en adviseur werkzaam was, viel in oktober 2011 uit met diverse medische klachten, waaronder vermoeidheid, diabetes mellitus en een wervelfractuur. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering heeft het Uwv vastgesteld dat appellant beperkingen had, maar dat hij geschikt was voor passende functies, wat leidde tot de weigering van de uitkering.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere bezwaren, waaronder de stelling dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat de verzekeringsarts geen informatie bij de behandelend arts had opgevraagd. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank de medische grondslag van het bestreden besluit terecht had onderschreven. De Raad stelde vast dat de verzekeringsarts voldoende rekening had gehouden met de medische informatie en dat er geen aanleiding was om een onafhankelijk deskundige te raadplegen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat appellant medisch in staat was om de voorgehouden functies te vervullen. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep werd openbaar uitgesproken op 1 april 2016.