ECLI:NL:CRVB:2016:1177

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 maart 2016
Publicatiedatum
1 april 2016
Zaaknummer
15/620 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de plaatsing van een ambtenaar na reorganisatie binnen de Regionale Uitvoeringsdienst Zeeland

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, een ambtenaar die sinds 1993 werkzaam was bij de gemeente Reimerswaal, was betrokken bij een reorganisatie waarbij zijn functie overging naar de Regionale Uitvoeringsdienst Zeeland (RUD). De appellant had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het dagelijks bestuur van de RUD om hem te plaatsen in de functie van beleidsmedewerker Handhaving. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarop de appellant in hoger beroep ging.

De Raad heeft vastgesteld dat de appellant voldoende mogelijkheden heeft gehad om zijn visie op de plaatsing kenbaar te maken, maar dat hij hiervan geen gebruik heeft gemaakt. De Raad oordeelde dat de oude functie van de appellant niet ongewijzigd terugkeert bij de RUD, omdat de taken zijn verdeeld over meerdere functies. De Raad volgde het standpunt van het dagelijks bestuur dat de functie van beleidsmedewerker Handhaving een passende functie is, en dat de plaatsing in deze functie in rechte stand houdt. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van het Sociaal Statuut en de rechten van ambtenaren tijdens reorganisaties. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

15/620 AW
Datum uitspraak: 31 maart 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 december 2014, 14/4714 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het dagelijks bestuur van de Regionale Uitvoeringsdienst Zeeland (dagelijks bestuur)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaken 14/3925 AW en 15/574 AW, plaatsgehad op 15 oktober 2015. Appellant is in persoon verschenen. Namens het dagelijks bestuur is verschenen G. Maas. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reimerswaal (college) werd vertegenwoordigd door mr. M.T.J.H. Berns, G.L. de Reiger en drs. ir. F. Schouten. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst.
Het onderzoek is heropend na de zitting.
Partijen hebben toestemming gegeven een nader onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was sinds 1993 werkzaam bij de gemeente Reimerswaal, laatstelijk als senior beleidsmedewerker Bouw, Milieu en Handhaving.
1.2.
Sinds 2010 bereidden de Zeeuwse gemeenten, de provincie Zeeland en het waterschap Scheldestromen een samenwerking voor op het gebied van milieu en natuur. Zij hebben daartoe een gemeenschappelijke regeling opgericht met de naam Regionale Uitvoeringsdienst Zeeland (RUD). Bij besluit van 28 mei 2013 heeft de gemeenteraad van de gemeente Reimerswaal besloten om deel te nemen aan de oprichting van de RUD. Daarbij is besloten om de RUD vanaf 1 januari 2014 de taken te laten uitvoeren op het gebied van het omgevingsrecht en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), alsook de taken op het terrein van vergunningverlening, toezicht en handhaving op grond van de in artikel 5.1 van de Wabo genoemde wetten.
1.3.
In overleg met de vakbonden is het Sociaal Statuut RUD-Zeeland (Sociaal Statuut) opgesteld, waarin de sociale en financiële gevolgen zijn geregeld voor de betrokken ambtenaren die naar de RUD overgaan.
1.4.
Bij besluit van 5 september 2013 heeft het college appellant aangewezen als ambtenaar wiens functie overgaat naar de RUD. Bij besluit van 18 december 2013 is aan appellant met ingang van 1 januari 2014 eervol ontslag wegens reorganisatie verleend op grond van
artikel 8:3 van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor de gemeente Reimerswaal (CAR/UWO). Aan het ontslag is de voorwaarde verbonden dat appellant gelijktijdig wordt aangesteld bij de RUD. Bij uitspraken van 27 mei 2014 en 9 december 2014 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant de beroepen van appellant tegen deze besluiten ongegrond verklaard. Bij afzonderlijke uitspraak van heden heeft de Raad deze uitspraken bevestigd (zaaknummers 14/3925 AW, 15/574 AW).
1.5.
Op 31 oktober 2013 heeft de directeur van de RUD aan appellant meegedeeld dat zijn functie ‘senior beleidsmedewerker’ wordt gekenmerkt als een gewijzigde functie, zodat appellant op grond van het Sociaal Statuut zal worden geplaatst in een passende of geschikte functie. Appellant is in de gelegenheid gesteld zijn belangstelling kenbaar te maken voor maximaal drie functies. Appellant heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
1.6.
Op 27 november 2013 heeft de plaatsingscommissie RUD Zeeland geadviseerd appellant te plaatsen in de functie van beleidsmedewerker handhaving, welke functie wordt aangemerkt als passende functie.
1.7.
Nadat het dagelijks bestuur het voornemen daartoe bekend had gemaakt en appellant op 26 december 2013 zijn zienswijze heeft ingediend, heeft het dagelijks bestuur bij besluit van 31 december 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 19 juni 2014 (bestreden besluit), appellant met ingang van 1 januari 2014 in vaste dienst benoemd bij de RUD in de functie van beleidsmedewerker Handhaving.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de plaatsing in de functie beleidsmedewerker Handhaving geen stand kan houden. Het dagelijks bestuur heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 14, vierde lid, van het Sociaal Statuut heeft de plaatsingscommissie de plicht de betrokken ambtenaar te horen die een verzoek daartoe indient.
4.2.
Appellant heeft op 11 november 2013 verzocht om een gesprek met de plaatsingscommissie. Hij is gelet hierop door de plaatsingscommissie uitgenodigd om op
18 of 19 november 2013 te worden gehoord. Appellant heeft echter te kennen gegeven op die data verhinderd te zijn. De plaatsingscommissie heeft hierop laten weten dat in verband met het te volgen tijdspad, de planning niet kan worden aangepast. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij ten onrechte niet is gehoord door de plaatsingscommissie, zodat hij zijn visie niet bekend heeft kunnen maken. Deze beroepsgrond slaagt om de navolgende redenen niet.
4.3.
Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat appellant voldoende mogelijkheden zijn geboden om zijn visie op de plaatsing voorafgaand aan het plaatsingsbesluit kenbaar te maken. Hij is eerst in de gelegenheid gesteld om op het belangstellingsregistratieformulier zijn voorkeuren voor drie functies, inclusief toelichting, bekend te maken. Hij is vervolgens uitgenodigd voor een gesprek met de plaatsingscommissie op 18 of 19 november 2013, hij heeft een zienswijze op de voorgenomen plaatsing kunnen indienen en hij is tevens nogmaals uitgenodigd voor een zienswijzegesprek bij de plaatsingscommissie op 30 december 2013. Dat appellant, afgezien van het indienen van een schriftelijke zienswijze, om hem moverende redenen van de geboden mogelijkheden geen gebruik heeft gemaakt, maakt niet dat appellant, zoals hij heeft gesteld, zijn visie niet bekend heeft kunnen maken. Er is dan ook geen grond voor het oordeel dat appellant in zijn rechtspositionele belangen is geschaad.
4.4.
Verder onderschrijft de Raad het oordeel van de rechtbank dat appellants oude functie senior beleidsmedewerker Bouw, Milieu en Handhaving bij de gemeente Reimerswaal niet ongewijzigd terugkeert bij de RUD, zodat appellant terecht niet als functievolger is aangemerkt. Het dagelijks bestuur heeft toegelicht dat de werkzaamheden die worden genoemd in appellants oude functiebeschrijving niet grotendeels in één functie bij de RUD terugkeren, maar verdeeld zijn terug te vinden in meerdere functies. Ook appellant heeft in zijn hoger beroepschrift te kennen gegeven dat een volledige overeenkomst met zijn oude functie niet mogelijk is, omdat in de nieuwe organisatie meer sprake is van specialisatie, hetgeen gepaard gaat met een vermindering van taken. Het komt er aldus op neer dat waar appellant voorheen was belast met een breed takenpakket op het gebied van Bouw, Milieu en Handhaving, deze taken en werkzaamheden thans zijn verdeeld over meerdere gespecialiseerde functies bij de RUD. Er is dan ook, anders dan appellant heeft aangevoerd, geen sprake van een ongewijzigde functie.
4.5.
Op grond van artikel 15, vijfde lid, van het Sociaal Statuut kan de ambtenaar met een gewijzigde functie worden geplaatst in een passende functie. Indien plaatsing in een passende functie niet mogelijk is, kan de ambtenaar worden geplaatst in een geschikte functie. Op grond van artikel 1, aanhef en onder i, van het Sociaal Statuut wordt onder een passende functie verstaan een functie waarvan het werk- en denkniveau overeenkomt met de huidige functie welke aan de ambtenaar redelijkerwijs in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten kan worden opgedragen. Een passende functie is doorgaans van hetzelfde functieniveau als de voorheen vervulde functie, maar kan maximaal twee niveaus hoger of lager zijn.
4.6.
Het dagelijks bestuur stelt zich op het standpunt dat de functie van beleidsmedewerker Handhaving bij de RUD een passende functie is, omdat sprake is van hetzelfde werk- en denkniveau en inschaling, terwijl appellant evenals voorheen wordt ingezet als beleidsmedewerker op gedeeltelijk hetzelfde werkterrein. De Raad kan het dagelijks bestuur hierin volgen. Dat appellant stelt dat de functie van specialist A het meest passend is, wat hier verder ook van zij, maakt niet dat appellant niet is geplaatst op een passende functie als bedoeld in artikel 15, vijfde lid, van het Sociaal Statuut. De plaatsing houdt dan ook in rechte stand.
4.7.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en E.J.M. Heijs en
M.C.D. Embregts als leden, in tegenwoordigheid van B. Fotchind als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2016.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) B. Fotchind

HD