Uitspraak
OVERWEGINGEN
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant had een aanvraag ingediend voor een indicatie op grond van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw), maar deze aanvraag werd afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Raad oordeelde dat de appellant niet tot de doelgroep van de Wsw behoort, op basis van de medische bevindingen van de verzekeringsarts G. Mees ten Oever, die concludeerde dat de appellant met zijn beperkingen in staat is om arbeid te verrichten met aanpassingen buiten de Wsw. De Raad bevestigde dat er geen twijfel bestond aan de zorgvuldigheid van het onderzoek en de juistheid van de medische rapportages. De eerdere afwijzing van de aanvraag door het Uwv werd in stand gehouden, ondanks de bezwaren van de appellant, die stelde dat zijn klachten waren toegenomen en dat hij vreesde voor zijn positie op de arbeidsmarkt. De Raad benadrukte dat de actuele medische en arbeidsdeskundige bevindingen bepalend zijn voor de beoordeling van de doelgroep van de Wsw. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.