ECLI:NL:CRVB:2016:1152
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling geschiktheid voor arbeid en recht op ziekengeld na ziekmelding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin zijn beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellant, die als productiemedewerker werkte, had zich ziek gemeld vanwege psychische klachten. Het Uwv concludeerde na medisch onderzoek dat appellant per 24 december 2013 geschikt was voor zijn maatgevende arbeid en beëindigde zijn uitkering op grond van de Ziektewet. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat hij ernstige depressieve klachten ervaart die hem belemmeren in zijn dagelijks leven. Hij voerde aan dat hij geen nieuwe medische informatie kon overleggen omdat hij op dat moment niet onder behandeling stond.
De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen objectieve medische gegevens waren die de conclusie van het Uwv konden weerleggen. Appellant had de kans gekregen om zijn beroepsgronden met nieuwe medische informatie te onderbouwen, maar had hiervan geen gebruik gemaakt. In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat er geen aanleiding was om aan de geschiktheid van appellant voor zijn arbeid te twijfelen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.
De uitspraak werd gedaan door B.M. van Dun, met C. Moustaïne als griffier, en vond plaats op 30 maart 2016. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.