ECLI:NL:CRVB:2016:1143
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake studiefinanciering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had het beroep van appellant, die in beroep ging tegen een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit was genomen naar aanleiding van een boete die aan appellant was opgelegd omdat hij niet woonachtig was op het adres waaronder hij stond ingeschreven in de gemeentelijke basisregistratie. De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het indienen van het beroep niet in acht was genomen, en dat deze overschrijding niet verontschuldigbaar was.
Appellant stelde in hoger beroep dat de minister het bestreden besluit ten onrechte naar het adres had gestuurd waar hij niet woonachtig was, waardoor hij niet tijdig op de hoogte was van het besluit. De Raad oordeelde echter dat de minister zijn bekendmakingsverplichting had nageleefd door het besluit naar het laatst bekende adres van appellant te sturen. Appellant had geen ander adres doorgegeven aan de minister, en de mededeling van de hoofdbewoner tijdens een huisbezoek werd niet als een officiële adreswijziging beschouwd.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de redenen die appellant aanvoerde voor de termijnoverschrijding niet verschoonbaar waren. De rechtbank had terecht geoordeeld dat appellant bekend kon worden verondersteld met de beroepstermijn van zes weken, en dat persoonlijke omstandigheden, zoals het overlijden van een grootouder, niet voldoende waren om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de niet-ontvankelijk verklaring van de rechtbank.