ECLI:NL:CRVB:2016:1125
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering na herhaalde ziekmelding en geschil over arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die zijn Ziektewet (ZW)-uitkering beëindigden. Appellant, die als assemblagemedewerker werkte, meldde zich op 14 maart 2013 ziek na een auto-ongeval, met rug- en nekklachten. De verzekeringsarts oordeelde dat hij vanaf 3 juni 2013 weer in staat was om zijn werk te verrichten. Het Uwv beëindigde zijn uitkering per 3 juni 2013, wat appellant aanvocht. Na een tweede ziekmelding op 20 januari 2014, oordeelde het Uwv opnieuw dat appellant per 17 november 2014 weer arbeidsgeschikt was. Appellant stelde dat de onderzoeken door de artsen van het Uwv onzorgvuldig waren en dat zijn klachten niet goed waren erkend.
De rechtbank Noord-Nederland verklaarde de beroepen van appellant ongegrond, en appellant ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat er geen medische gronden waren om aan te nemen dat appellant niet in staat was zijn werk te hervatten. De Raad concludeerde dat de rapporten van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd waren en dat de klachten van appellant niet leidden tot een andere conclusie over zijn arbeidsongeschiktheid. De hoger beroepen werden verworpen en de eerdere uitspraken werden bevestigd.