ECLI:NL:CRVB:2016:1118
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die een uitkering ontving op basis van de Werkloosheidswet, meldde zich ziek per 7 januari 2013 vanwege toegenomen depressieve klachten en longklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde de Ziektewet-uitkering van de appellant per 12 juli 2013, omdat hij in staat werd geacht om te werken in voorbeeldfuncties, waaronder die van elektronicamonteur. De appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond.
De rechtbank Amsterdam oordeelde dat het onderzoek van de verzekeringsarts niet onzorgvuldig was en dat het Uwv op goede gronden had besloten dat de appellant in staat was om te werken. In hoger beroep voerde de appellant aan dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn psychische gesteldheid en dat de functie van elektronicamonteur niet passend was. Het Uwv vroeg bevestiging van de eerdere uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig had gehandeld en dat de medische situatie van de appellant op de datum in geding correct was vastgesteld. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.