ECLI:NL:CRVB:2016:1095
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor babyuitzet op basis van WWB zonder bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellante, die sinds 1 juli 2011 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een babyuitzet. Het dagelijks bestuur van Werk en Inkomen Lekstroom had deze aanvraag afgewezen, omdat er volgens hen geen sprake was van bijzondere omstandigheden die de kosten noodzakelijk maakten. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de kosten van de babyuitzet rechtvaardigden. Ze stelde dat het beleid van het dagelijks bestuur in strijd was met de bedoeling van de wetgever en dat ze niet in staat was geweest om vooraf geld te reserveren voor deze kosten. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat appellante, gezien haar langdurige bijstandsstatus, had kunnen anticiperen op de kosten en had kunnen reserveren of gespreid betalen.
De Raad heeft bevestigd dat de kosten van een babyuitzet tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en dat deze in principe uit het bijstandsinkomen moeten worden voldaan. De Raad heeft de beroepsgrond van appellante dat het dagelijks bestuur had moeten afwijken van het beleid, verworpen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.