ECLI:NL:CRVB:2016:1083
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een verkoopster in het kader van de WIA
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar aanvraag voor een WIA-uitkering werd afgewezen. Appellante, die in oktober 2007 uitviel voor haar werk als verkoopster, had eerder een WIA-uitkering aangevraagd die was afgewezen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een eerdere toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering, werd deze uitkering beëindigd omdat de mate van arbeidsongeschiktheid opnieuw onder de 35% was vastgesteld. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit werd ongegrond verklaard door de rechtbank.
De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante per 1 februari 2014 in geding. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat er sprake was van een zorgvuldig medisch onderzoek door de verzekeringsarts. De Raad concludeert dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend is gemotiveerd en dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van deze beoordeling. De informatie van de orthopedisch chirurg, die stelt dat de knieoperatie in juli 2013 mislukt is, doet hier niet aan af. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af.
De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, met J.W.L. van der Loo als griffier, en is openbaar uitgesproken op 25 maart 2016. De Raad heeft geen aanleiding gezien om het Uwv in de proceskosten van appellante te veroordelen.