ECLI:NL:CRVB:2016:1064

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 maart 2016
Publicatiedatum
24 maart 2016
Zaaknummer
15/1324 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake functietoekenning binnen het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep van appellant tegen een besluit van de korpschef van politie ongegrond heeft verklaard. Appellant, werkzaam als Projectleider B, was het niet eens met de toekenning van de LFNP-functie Bedrijfsvoeringspecialist B en stelde dat hij had moeten worden ingedeeld in de functie Operationeel Specialist B. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en de relevante regelgeving omtrent het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) en de transponeringstabel besproken. De Raad oordeelt dat de korpschef bij de functietoekenning de transponeringstabel als leidraad mocht gebruiken en dat appellant niet heeft aangetoond dat de matching niet correct is uitgevoerd. De Raad concludeert dat de hardheidsclausule niet van toepassing is en dat de keuze voor de functie in het domein Ondersteuning gerechtvaardigd is. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

15/1324 AW
Datum uitspraak: 17 maart 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
13 januari 2015, 14/5876 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P. de Casparis, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Namens appellant heeft mr. W.J. Dammingh, advocaat, een aanvullend beroepschrift ingebracht.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 februari 2016. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Dammingh
.Namens de korpschef zijn verschenen
mr. V. de Kruijf-Stellaard, mr. F.A.M. Bot en F.J.H. Gunther.

OVERWEGINGEN

1.1.
In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2008-2010 is onder meer afgesproken dat voor de sector Politie landelijk een nieuw functiegebouw zal gaan gelden. Daartoe is een stelsel van (uiteindelijk) 92 functies met daarbij behorende functiebenamingen ontwikkeld, voorzien van een waardering per functie. Dit geheel wordt aangeduid als het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) en is vastgelegd in de Regeling vaststelling LFNP (Stcrt. 2013, nr. 13079). Voor een uiteenzetting over de onderscheiden stappen in het kader van de invoering van het LFNP alsmede een weergave van de toepasselijke regelgeving verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663.
1.2.
Appellant was werkzaam als Projectleider B (schaal 10) bij het voormalige korps
Noord- en Oost- Gelderland. Vanaf maart 2009 is appellant vanuit de Divisie Bedrijfsvoering, sectie Projecten, volledig tewerkgesteld binnen de Divisie Informatie & Intelligence.
1.3.
Bij besluit van 22 april 2011 is de uitgangspositie van appellant in het kader van het LFNP vanaf 31 december 2009 tot 1 oktober 2010 vastgesteld op basis van een persoonlijke functiebeschrijving en van 1 oktober 2010 tot en met 31 december 2011 vastgesteld op de functie Projectleider B
.Tegen dit besluit heeft appellant geen rechtsmiddelen aangewend, zodat dit besluit in rechte vaststaat.
1.4.
Op 16 december 2013 is ten aanzien van appellant besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie Bedrijfsvoeringspecialist B in het domein Ondersteuning, vakgebied Bedrijfsvoeringspecialismen, met bijbehorende salarisschaal 10 op 1 januari 2012. Het bezwaar daartegen is bij besluit van 12 juli 2014 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft overwogen dat de transponeringstabel een algemeen verbindend voorschrift is en aan de LFNP-besluitvorming ten grondslag kan worden gelegd. Appellant heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigen.
3. Appellant meent dat hij had moeten overgaan naar de LFNP-functie Operationeel
Specialist B, in het domein Uitvoering, vakgebied Operationeel Specialismen en heeft op de hierna te bespreken gronden hoger beroep ingesteld.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Zoals de Raad in de onder 1.1 aangehaalde uitspraken van 1 juni 2015 tot uitdrukking heeft gebracht moet aan de transponeringstabel, die geen algemeen verbindend voorschrift is, een zwaarwegende betekenis worden gehecht. De korpschef mag bij het nemen van besluiten over de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie ervan uitgaan dat de toepassing van de voor het matchingsproces geldende regels tot de in de tabel vermelde uitkomst leidt. Hij mag in beginsel volstaan met een verwijzing naar de transponeringstabel. Het is aan de betrokken politieambtenaar om aannemelijk te maken dat de matching niet overeenkomstig de
Regeling overgang naar een LFNP functie, Stcrt. 2013, nr. 13141 (Regeling) is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. Het enkele feit dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende. Verder kan de politieambtenaar zich niet beroepen op feiten of omstandigheden die hij reeds in het kader van de vaststelling van zijn uitgangspositie naar voren had kunnen brengen.
4.2.
Appellant heeft aangevoerd dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid
,omdat uit het dossier niet blijkt dat het in de beleidsregel Instructie organieke matching voorgeschreven functievergelijkingsformulier is gebruikt. Deze beroepsgrond slaagt niet. De enkele constatering dat dit formulier zich niet in het dossier bevindt, betekent niet dat onzorgvuldig is gehandeld. Zoals de korpschef ter zitting nader heeft toegelicht, zijn de elementen die in het functievergelijkingsformulier zijn opgenomen in de beoordeling betrokken. Ook zijn de benodigde korpsspecifieke basisdocumenten verzameld. In een speciaal matchingsformulier is de keuze voor de functie Bedrijfsvoeringspecialist B uitvoerig toegelicht. Nu alle voor de matching wezenlijke elementen kenbaar in de beoordeling zijn betrokken, is appellant niet benadeeld doordat mogelijk het juiste formulier niet is gebruikt. Er is dan ook geen sprake van onzorgvuldige besluitvorming.
4.3.
De beroepsgrond dat de matching niet conform de Regeling is geschied omdat de korpschef de aanbeveling van de hoorcommissie om de nader door appellant toegestuurde documenten mee te wegen in het besluit op bezwaar zou hebben gepasseerd, slaagt evenmin. Blijkens het bestreden besluit heeft de korpschef deze documenten meegewogen, nu hij de matching in het domein Ondersteuning niet onbegrijpelijk acht op basis van het geheel aan schriftelijke stukken.
4.4.
De beroepsgrond dat de matchingscommissie niet op basis van de korpsfunctieomschrijving van appellant heeft kunnen vaststellen of zijn functie ingedeeld moest worden in het domein Uitvoering of het domein Ondersteuning, omdat beide domeinen toepasbaar zijn en de commissie daarom navraag had moeten doen naar de aard van de door appellant verrichte werkzaamheden, slaagt niet. Zoals de Raad in zijn onder 1.1 vermelde uitspraken van 1 juni 2015 heeft overwogen, is het uitgangspunt bij de matching steeds de formele functiebeschrijving geweest, zo ook in het geval van appellant. Van een matching op basis van feitelijke werkzaamheden en verantwoordelijkheden, zoals appellant voorstaat, kan geen sprake zijn.
4.5.
Ook het beroep van appellant op de hardheidsclausule kan niet slagen. De hardheidsclausule is niet bedoeld om (alsnog) rekening te houden met werkzaamheden waarvoor functieonderhoud gevraagd had kunnen worden of met extra werkzaamheden, specifieke werkzaamheden, bijzondere situaties en afspraken die in de uitgangspositie vastgelegd hadden kunnen zijn. De hardheidsclausule is niet bedoeld om de uitgangspositie te corrigeren. Dit volgt ook uit de toelichting op artikel 5, vierde lid, van de Regeling, waarin het grote belang is benadrukt van een juiste vaststelling van de uitgangspositie. De stelling van appellant dat het hem op formele gronden niet zinvol leek om functieonderhoud aan te vragen, maakt dit niet anders. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de ambtenaar om functieonderhoud te vragen en het afzien daarvan dient voor zijn risico te blijven.
4.6.
Appellant heeft erkend dat zijn functie elementen bevat die zowel kunnen worden ondergebracht bij het domein Ondersteuning, leidend tot bedrijfsvoeringsfuncties, als bij het domein Uitvoering, leidend tot operationele functies. De gemaakte keuze voor matching van zijn functie met het domein Ondersteuning geeft hem het gevoel dat hij als voetballer wordt ingezet als hockeyer, alleen omdat beiden op een grasveld spelen en een sporttenue dragen. Hij wil graag in de operatie blijven en vreest verschraling van zijn taken. In het matchingsformulier is gemotiveerd waarom is gekozen voor het domein Ondersteuning. Dat ook gekozen had kunnen worden voor het domein Uitvoering maakt de matching niet onhoudbaar. Een eventuele verschraling van het takenpakket van een betrokkene is inherent aan de door de regelgever gekozen wijze van matching en kan dan ook niet als een onbedoelde onbillijke uitwerking van de Regeling worden beschouwd. De mogelijkheid van verschillen tussen de korpsfunctie en de LFNP-functie is door de regelgever uitdrukkelijk onder ogen gezien. Het nieuwe functiegebouw strekt nu eenmaal tot uniformering en harmonisering, waaraan inherent is dat niet voor iedereen de situatie bij het oude kan blijven.
4.7.
Gelet op wat is overwogen onder 4.1 tot en met 4.6 slaagt het hoger beroep niet en dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J.N.A. Bootsma, in tegenwoordigheid van J.L. Meijer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2016.
(getekend) J.N.A. Bootsma
(getekend) J.L. Meijer

HD