ECLI:NL:CRVB:2016:1044
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstand met terugwerkende kracht; intrekking op basis van loonstroken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant had een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, met als gewenste ingangsdatum 6 november 2013. De aanvraag werd gedaan na een eerdere afwijzing van een aanvraag om bijstand. Het dagelijks bestuur van het Werkplein Hart van West-Brabant, dat sinds 1 januari 2015 de bevoegdheden in het kader van de WWB uitoefent, heeft de bijstand op basis van loonstroken ingetrokken, omdat de appellant een inkomen had dat hoger was dan de voor hem geldende bijstandsnorm.
De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat hij in afwachting was van de beslissing op bezwaar tegen een eerdere afwijzing en dat hij daarom geen nieuwe aanvraag had ingediend. De Raad oordeelde echter dat de appellant geen bijzondere omstandigheden had aangevoerd die rechtvaardigen dat de bijstand met terugwerkende kracht zou moeten worden toegekend. De Raad bevestigde dat er geen recht op bijstand bestaat over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen, tenzij bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen.
De Raad concludeerde dat de intrekking van de bijstand op basis van de overgelegde inkomensgegevens terecht was en dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.