ECLI:NL:CRVB:2016:1031
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en medische grondslag bij arbeidsongeschiktheid van een loodgieter
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW) uitkering van appellant, die als loodgieter werkzaam was. Appellant had zich ziekgemeld vanwege rugklachten, hoofdpijn, duizeligheid en andere klachten. De artsen van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) hebben appellant hersteld verklaard per 19 augustus 2013, waarna zijn uitkering werd beëindigd. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag heeft de uitspraak van het Uwv bevestigd, waartegen appellant in hoger beroep is gegaan.
In hoger beroep heeft appellant betwist dat zijn klachten correct zijn ingeschat en heeft hij aangevoerd dat zijn klachten van duizeligheid en instabiliteit ten onrechte aan alcoholgebruik zijn toegeschreven. Hij heeft medische informatie ingediend ter ondersteuning van zijn standpunt. Het Uwv heeft in verweer gesteld dat er geen aanleiding is om de eerdere beoordeling van de belastbaarheid van appellant te herzien.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de artsen van het Uwv een juist beeld hadden van de belasting van de arbeid van appellant. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat er geen nieuwe medische informatie is die de eerdere conclusies van de artsen van het Uwv kan weerleggen. De Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.