ECLI:NL:CRVB:2016:1027

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 maart 2016
Publicatiedatum
23 maart 2016
Zaaknummer
14-4217 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep onder zaaknummer 14/4217 ZW. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.M. Krommendijk, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 20 juni 2014. Het Uwv had op 7 oktober 2015 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop de gemachtigde van de appellant, mr. J. Heek, op 11 november 2015 het hoger beroep heeft ingetrokken. Tevens werd verzocht om een proceskostenvergoeding aan het Uwv. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is met toestemming van partijen achterwege gelaten.

De Raad overweegt dat op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. In dit geval is het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar geheel tegemoetgekomen aan de bezwaren van de appellant. De Raad heeft de gemaakte proceskosten in beroep en hoger beroep beoordeeld en vastgesteld dat deze kosten in totaal € 1.488,- bedragen. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is openbaar uitgesproken op 23 maart 2016, waarbij M. Greebe als rechter en K.R. van Renswoude als griffier aanwezig waren.

Uitspraak

Datum uitspraak: 23 maart 2016
14/4217 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
20 juni 2014, 14/733 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. J.M. Krommendijk hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 7 oktober 2015 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 11 november 2015 heeft mr. J. Heek, opvolgend gemachtigde, namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 7 oktober 2015 geheel aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
Aangezien het Uwv reeds heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase, staan de Raad nog ter beoordeling de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 992,- in beroep en € 496,- in hoger beroep.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1.488,-.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2016.
(getekend) M. Greebe
(getekend) K.R. van Renswoude

NK