ECLI:NL:CRVB:2016:1024
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van bijdrage door Stichting Uitgeprocedeerde Vluchtelingen en niet-ontvankelijkheid bezwaar
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, afkomstig uit Burundi, tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van Leiden. Appellant ontving vanaf juni 2012 een bijdrage van € 210,- per twee weken van de Stichting Uitgeprocedeerde Vluchtelingen (STUV), maar deze bijdrage werd per 23 januari 2013 beëindigd. Appellant maakte bezwaar tegen deze beëindiging, maar het college verklaarde zijn bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk, omdat het bezwaar niet gericht was tegen een besluit van het college. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat de STUV zelfstandig beslist over de toekenning van bijdragen en dat er geen aanleiding is om te concluderen dat het besluit van STUV aan het college moet worden toegerekend. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.