Uitspraak
9 oktober 2013, 13/4286 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, die tot 31 maart 2011 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had in 2012 opnieuw bijstand aangevraagd. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft de aanvragen van appellante buiten behandeling gesteld omdat zij niet de gevraagde gegevens tijdig had overgelegd. De Raad oordeelt dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de gevraagde gegevens, waaronder bankafschriften en bewijsstukken van haar onderneming, tijdig heeft ingediend. De Raad bevestigt dat het college bevoegd was om de aanvragen buiten behandeling te stellen op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad komt tot dezelfde conclusie. De Raad benadrukt dat het op de weg van appellante lag om tijdig om een verlenging van de termijn te verzoeken, wat zij niet heeft gedaan. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten.