ECLI:NL:CRVB:2015:943
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 9 maart 2012 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van signalen dat appellant in Antwerpen stond ingeschreven en daar regelmatig verbleef, heeft de gemeente Rotterdam een onderzoek ingesteld. Dit leidde tot de conclusie dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door niet te melden dat hij in België verbleef en opleidingen volgde. Op 20 november 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam de bijstand van appellant met terugwerkende kracht ingetrokken en de kosten van de verleende bijstand teruggevorderd, wat neerkomt op een bedrag van € 3.453,77.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank Rotterdam heeft de beslissing van het college bevestigd, waarbij werd gesteld dat appellant niet voldoende duidelijkheid had verschaft over zijn woon- en verblijfsituatie. Appellant heeft in hoger beroep gesteld dat hij wel degelijk informatie heeft verstrekt die zijn recht op bijstand zou kunnen onderbouwen, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de door appellant aangevoerde informatie niet voldoende is om de onduidelijkheid over zijn verblijf in de beoordelingsperiode weg te nemen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en de kosten terug te vorderen. De Raad wijst erop dat appellant geen afzonderlijke gronden heeft aangevoerd tegen de wijze waarop het college van zijn intrekkingsbevoegdheid gebruik heeft gemaakt. De Raad concludeert dat er geen dringende redenen zijn die een uitzondering op de terugvordering rechtvaardigen, en bevestigt de aangevallen uitspraak.