ECLI:NL:CRVB:2015:936
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WGA-loonaanvullingsuitkering en medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het bezwaar van appellante tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante, die als schoonmaakster werkte, is sinds 25 maart 2004 arbeidsongeschikt door psychische klachten. Ze ontving een loongerelateerde WGA-uitkering, maar het Uwv heeft haar arbeidsongeschiktheid in 2012 herbeoordeeld en vastgesteld op 59,47%. Dit leidde tot een aanpassing van haar uitkering, wat appellante niet accepteerde. Ze stelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts onvoldoende was en dat ze volledig arbeidsongeschikt was.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 27 maart 2015 behandeld. Tijdens de zitting is appellante bijgestaan door haar advocaat en een tolk. De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld, waaronder de stelling dat het medisch onderzoek niet adequaat was. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen alle relevante informatie hadden meegenomen. De Raad heeft deze conclusie bevestigd en vastgesteld dat de geselecteerde functies medisch passend zijn voor appellante. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen voor verder onderzoek, en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank diende te worden bevestigd.
De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.