ECLI:NL:CRVB:2015:893

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 maart 2015
Publicatiedatum
25 maart 2015
Zaaknummer
13-6022 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van de niet-ontvankelijkheid van een bezwaarschrift wegens termijnoverschrijding in het kader van de AWBZ

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van een bezwaarschrift dat door betrokkene, die psychische problemen ondervindt, te laat was ingediend. Appellant, het CIZ, had het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift na de wettelijke termijn was ingediend en deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar werd geacht. De rechtbank had echter het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het besluit van het CIZ vernietigd, met de overweging dat betrokkene door haar psychische problemen niet in staat was om tijdig te reageren.

De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De Raad oordeelde dat, hoewel betrokkene psychische stoornissen heeft, het op haar of haar familie lag om zorg te dragen voor de tijdige afhandeling van haar post en administratie. De Raad concludeerde dat er geen bewijs was dat het betrokkene of haar familie niet mogelijk was om een voorziening te treffen voor de tijdige indiening van het bezwaarschrift. De Raad benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor het tijdig indienen van het bezwaarschrift bij betrokkene lag, ook al ontving zij begeleiding op grond van de AWBZ.

Uiteindelijk heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van betrokkene tegen het besluit van het CIZ ongegrond verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor belanghebbenden om tijdig actie te ondernemen, zelfs in situaties waarin zij psychische of andere problemen ondervinden.

Uitspraak

13/6022 AWBZ
Datum uitspraak: 25 maart 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
7 oktober 2013, 13/584 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
CIZ (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
Betrokkene heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2015. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door I.C.J.G. van Maris-Kindt. Betrokkene is vertegenwoordigd door
mr. F. Bakker, advocaat.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 29 januari 2013 heeft appellant op grond van het bepaalde bij en krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) aan betrokkene een indicatie afgegeven voor de functie begeleiding individueel, klasse 2 (2 tot 3,9 uur per week), voor de periode van 29 januari 2013 tot en met 28 januari 2028.
1.2.
Op 18 april 2013 heeft appellante een bezwaarschrift ingediend tegen het besluit van
29 januari 2013.
1.3.
Bij besluit van 1 mei 2013 (bestreden besluit) heeft appellant het bezwaar
niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift na afloop van de wettelijke bezwaartermijn is ingediend en die overschrijding niet verschoonbaar is.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en dit besluit vernietigd. De rechtbank heeft, voor zover hier van belang, overwogen dat de te late indiening van het bezwaarschrift niet voor rekening en risico van betrokkene dient te blijven. De rechtbank acht het aannemelijk dat betrokkene door haar psychische problemen en het afbouwen van medicatie in de betreffende periode minder goed in staat was om adequaat te reageren en haar post niet tijdig heeft opengemaakt. Voorts kan het betrokkene niet worden verweten dat zij haar belangen had moeten laten behartigen door een derde. Door appellant is namelijk niet betwist dat de zorgverlener die begeleiding aan betrokkene bood, enkel langs kwam om een gesprek met betrokkene te voeren en niet verantwoordelijk was voor een tijdige indiening van een bezwaarschrift.
3.1.
Appellant heeft zich gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant heeft aangevoerd dat betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanwege haar slechte gezondheidstoestand niet in staat was om tijdig bezwaar te maken of hierbij de hulp van een derde in te roepen. Door de rechtbank is verder miskend dat betrokkene in verband met haar psychische stoornis een indicatie heeft voor de functie begeleiding die is toegekend voor het aanbrengen van structuur, het voeren van regie en voor ondersteuning bij praktische handelingen en vaardigheden. Betrokkene had dan ook gelegenheid om een derde in te schakelen. Dat betrokkene de begeleiding anders heeft ingezet, doet hieraan niet af.
3.2.
Betrokkene heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet in staat was om zelf tijdig bezwaar te maken of hierbij de hulp van een derde in te roepen. Door het afbouwen van het medicijngebruik in de betreffende periode en een hardnekkige griep, was betrokkene niet in staat om haar dagelijkse activiteiten, lopende zaken en administratie adequaat uit te voeren. Ook van de zorgverleners kon niet worden verwacht dat zij tijdig een bezwaarschrift zouden indienen. De door betrokkene van Fact ontvangen zorg was er alleen op gericht om via het medicatiebeleid toe te werken naar een psychiatrisch stabiele situatie. De zorgverlener die begeleiding bood, kwam één keer per zes weken langs voor een gesprek met betrokkene waarbij ook bloed werd geprikt.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van die termijn ingediend beroepschrift
niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geconstateerd dat de indiener in verzuim is geweest.
4.2.
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift buiten de hiervoor geldende termijn is ingediend.
4.3.
Indien een belanghebbende stelt dat het niet tijdig indienen van een bezwaarschrift het gevolg is van een niet aan hem toe te rekenen omstandigheid, rust op hem de last de feiten aannemelijk te maken op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is geweest.
4.4.
Vast staat dat betrokkene vanaf haar geboorte lijdt aan psychische stoornissen en gedragsstoornissen en dat zij bekend is met manische depressiviteit en psychosen. Voor zover betrokkene niet in staat was om zelf zorg te dragen voor de (tijdige) afhandeling van haar post en administratie, lag het op de weg van betrokkene of haar familie om daarvoor een voorziening te treffen. Gesteld noch gebleken is dat dit niet mogelijk was. De Raad voegt hier aan toe dat vast staat dat betrokkene gedurende de betreffende periode begeleiding op grond van de AWBZ ontving voor onder meer hulp bij de administratie. Dat betrokkene deze zorg anders inzette dan waarvoor deze was toegekend, dient in dit verband voor rekening en risico van betrokkene te komen. Hieruit volgt dat het bezwaarschrift van betrokkene terecht
niet-ontvankelijk is geacht.
4.5.
De rechtbank heeft het voorgaande niet onderkend. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit ongegrond verklaren.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 1 mei 2013 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van I. Mehagnoul als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2015.
(getekend) J. Brand
(getekend) I. Mehagnoul

RB