ECLI:NL:CRVB:2015:860
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Buitenlandbijdrage in het kader van de Zorgverzekeringswet; Terecht als verdragsgerechtigd aangemerkt, geen sprake van verjaring
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in België, ontving een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en van de Stichting pensioenfonds ABP. Het Zorginstituut Nederland, als rechtsopvolger van het College voor zorgverzekeringen, had appellant per 1 januari 2006 als verdragsgerechtigde aangemerkt, wat hem recht gaf op zorg in België ten laste van Nederland. Voor deze zorg was appellant een buitenlandbijdrage verschuldigd.
De appellant had bezwaar gemaakt tegen de definitieve jaarafrekeningen over 2006 en 2007, die door het Zorginstituut waren vastgesteld. De rechtbank had de beroepen van appellant tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard, met de overweging dat de vordering tot het betalen van buitenlandbijdragen niet was verjaard, omdat de verplichting tot betaling pas sinds 29 april 2012 bestond. De rechtbank oordeelde verder dat het recht op zorg voortvloeit uit het EU-recht en verwierp het beroep van appellant op verrekening van door hem betaalde medische kosten met de buitenlandbijdragen.
In hoger beroep heeft de Raad vastgesteld dat appellant geen nieuwe gronden had aangevoerd en dat de rechtbank de beroepsgronden afdoende had besproken. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.