ECLI:NL:CRVB:2015:86

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 januari 2015
Publicatiedatum
21 januari 2015
Zaaknummer
13-5519 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitenlandbijdrage Zvw en ongelijkheid tussen ingezetenen en niet-ingezetenen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die sinds 2008 in Spanje woont, ontving in 2010 een (pre)pensioen van de Stichting voor het personeel van de ANWB. Het Zorginstituut Nederland, als rechtsopvolger van het College voor zorgverzekeringen, had de buitenlandbijdrage voor appellant vastgesteld op € 2.464,77 voor het jaar 2010. Appellant stelde dat deze bijdrage in strijd was met het beginsel van gelijke behandeling van ingezetenen en niet-ingezetenen en dat hij recht had op een keuzerecht. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.

De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de gronden van appellant niet slagen. De Raad wijst erop dat de buitenlandbijdrage is gerelateerd aan de gemiddelde uitgaven voor zorg in het woonland van de appellant en dat de woonlandfactor voor Spanje voor het jaar 2010 is vastgesteld op 0,4073. Dit betekent dat er compensatie wordt geboden voor de verschillen in het niveau van medische voorzieningen in de diverse woonlanden. De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

13/5519 ZVW
Datum uitspraak: 21 januari 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
5 september 2013, 13/779 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (Spanje) (appellant)
Zorginstituut Nederland (Zorginstituut) als rechtsopvolger van College voor zorgverzekeringen (Cvz)
PROCESVERLOOP
Als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet van 11 december 2013 tot wijziging van de Wet cliëntenrechten zorg en andere wetten in verband met de taken en bevoegdheden op het gebied van de kwaliteit van de zorg (Stb. 2013, 578) oefent het Zorginstituut de bevoegdheden uit die voorheen door Cvz werden uitgeoefend. In deze uitspraak wordt onder het Zorginstituut mede verstaan Cvz.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Zorginstituut heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 november 2014. Appellant is - met voorafgaand bericht - niet verschenen. Het Zorginstituut heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.E. Berghout.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant woont sinds 2008 in Spanje en ontving in 2010 een (pre)pensioen van de Stichting voor het personeel van de ANWB.
1.2.
Mede gelet op de met ingang van 1 januari 2006 in werking getreden Zorgverzekeringswet (Zvw) is appellant door het Zorginstituut als verdragsgerechtigde aangemerkt. Als verdragsgerechtigde heeft hij op grond van de Verordening EEG nr. 1408/71 (Vo. 1408/71) recht op zorg in zijn woonland (Spanje), ten laste van Nederland. Voor dit recht op zorg is op grond van artikel 69 van de Zvw een bijdrage verschuldigd (de buitenlandbijdrage). Door het bevoegde orgaan is - op het E-121 formulier - bevestigd dat appellant met ingang van 14 mei 2008 in Spanje is ingeschreven voor medische zorg en dat de kosten van die zorg ten laste van Nederland komen.
1.3.
Bij besluit van 12 augustus 2012 heeft het Zorginstituut de voorlopige jaarafrekening over 2010 toegezonden, waarbij de buitenlandbijdrage over 2010 voorlopig is vastgesteld op € 2.464,77.
1.4.
Bij beslissing op bezwaar van 11 januari 2013 (bestreden besluit) heeft het Zorginstituut de bezwaren van appellant ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Het beroep op ongelijke behandeling van ingezetenen en niet-ingezetenen heeft de rechtbank verworpen. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 15 juli 2011 (ECLI:NL:CRVB:BR1934) en het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) van 14 oktober 2010, C-345/09, Van Delft (ECLI:EU:C:2010:610), heeft de rechtbank het beroep op het keuzerecht verworpen. Dat appellant een particuliere verzekering in Spanje heeft afgesloten, doet naar de rechtbank heeft overwogen niet af aan zijn bijdrageplicht.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep - deels op dezelfde als de door de rechtbank reeds verworpen gronden - tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank over de in beroep aangevoerde gronden en onderschrijft de overwegingen waarop dat oordeel berust.
4.2.
De in hoger beroep aangevoerde grond dat de buitenlandbijdrage tweemaal de wettelijke bijdrage bedraagt van hetgeen door verzekeringsplichtigen in Nederland aan premies en bijdragen voor zorg wordt berekend, slaagt niet. Appellant gaat er ten onrechte van uit dat verzekeringsplichtigen in Nederland slechts AWBZ-premies betalen. Verzekerden in Nederland betalen daarnaast ook (inkomensafhankelijke) premies en (nominale) bijdragen voor de Zvw. Deze beroepsgrond mist dan ook feitelijke grondslag.
4.3.
De gronden dat de medische zorg in Spanje veel goedkoper is dan de medische zorg in Nederland en dat Spaanse ingezetenen minder zorgpremie betalen, slagen evenmin. De hoogte van de totale buitenlandbijdrage is gerelateerd aan de gemiddelde uitgaven voor zorg voor een persoon ten laste van de sociale zorgverzekering in het woonland van deze persoon en de gemiddelde uitgaven voor zorg voor een persoon ten laste van de sociale zorgverzekeringen in Nederland. Dit is de zogenoemde woonlandfactor. De regeling daarvan is neergelegd in artikel 6.3.1 van de Regeling Zorgverzekering. Met deze woonlandfactor wordt tot uitdrukking gebracht in welke mate de in het woonlandpakket opgenomen zorg zich verhoudt tot de in het Nederlandse pakket (Zvw en AWBZ) opgenomen zorg. De woonlandfactor is voor Spanje voor het jaar 2010 vastgesteld op 0,4073. Met deze woonlandfactor wordt dus compensatie geboden voor verschillen in het niveau van medische voorzieningen in de diverse woonlanden.
4.4.
Uit 4.1. tot en met 4.3. volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2015.
(getekend) J. Brand
(getekend) H.J. Dekker

MK