ECLI:NL:CRVB:2015:853
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verzoek om herziening van besluiten tot afwijzing kinderbijslag op basis van verblijfsstatus
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, geboren in 1960 en van Turkse nationaliteit, had eerder aanvragen om kinderbijslag voor zijn twee kinderen ingediend, welke door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) waren afgewezen op basis van zijn verblijfsstatus. Appellant heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen deze besluiten. In 2012 verzocht hij om herziening van deze besluiten, maar de Svb wees dit verzoek af, omdat de vergunning tot verblijf niet met terugwerkende kracht was verleend. De rechtbank oordeelde dat de Svb ten onrechte het verzoek om herziening voor bepaalde kwartalen had afgewezen, maar verklaarde het beroep voor de overige kwartalen ongegrond.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden en voegde daaraan toe dat er nieuwe kennis was over het Associatierecht, wat hij als een novum beschouwde. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de Svb niet onterecht had geweigerd om terug te komen op de eerdere besluiten. De Raad benadrukte dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven tot herziening. De terugwerkende kracht van de vergunning tot verblijf gold niet voor de periodes waarover herziening werd verzocht. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de procedurele autonomie van de lidstaten niet in strijd was met het gemeenschapsrecht. De Raad besloot dat het hoger beroep niet kon slagen en bevestigde de aangevallen uitspraak.