ECLI:NL:CRVB:2015:851
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medisch onderzoek
In deze zaak heeft appellante, die laatstelijk werkzaam was als interieurverzorgster, zich op 31 mei 2010 ziek gemeld met klachten aan de rechter schouder en arm, alsook een aanpassingsstoornis in remissie. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 11 mei 2012 vastgesteld dat appellante met ingang van 28 mei 2012 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Dit besluit werd door het Uwv in een later besluit van 7 november 2012 bevestigd, waarbij het bezwaar van appellante ongegrond werd verklaard.
De rechtbank Limburg heeft in haar uitspraak van 1 november 2013 het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een zorgvuldig medisch onderzoek en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van het medisch oordeel van het Uwv. Appellante had geen medische gegevens ingediend die haar standpunt konden onderbouwen.
In hoger beroep heeft appellante volgehouden dat het Uwv haar beperkingen niet correct heeft vastgesteld en dat zij volledig arbeidsongeschikt is. Ook herhaalde zij dat de geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de argumenten van appellante in hoger beroep een herhaling zijn van wat eerder is aangevoerd en dat er geen nieuwe gegevens zijn overgelegd die haar standpunt onderbouwen. De Raad heeft de rechtbank gevolgd in haar oordeel dat de functies medisch passend zijn voor appellante.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van K. de Jong als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 maart 2015.