ECLI:NL:CRVB:2015:851

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 maart 2015
Publicatiedatum
20 maart 2015
Zaaknummer
13-6626 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medisch onderzoek

In deze zaak heeft appellante, die laatstelijk werkzaam was als interieurverzorgster, zich op 31 mei 2010 ziek gemeld met klachten aan de rechter schouder en arm, alsook een aanpassingsstoornis in remissie. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 11 mei 2012 vastgesteld dat appellante met ingang van 28 mei 2012 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Dit besluit werd door het Uwv in een later besluit van 7 november 2012 bevestigd, waarbij het bezwaar van appellante ongegrond werd verklaard.

De rechtbank Limburg heeft in haar uitspraak van 1 november 2013 het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een zorgvuldig medisch onderzoek en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van het medisch oordeel van het Uwv. Appellante had geen medische gegevens ingediend die haar standpunt konden onderbouwen.

In hoger beroep heeft appellante volgehouden dat het Uwv haar beperkingen niet correct heeft vastgesteld en dat zij volledig arbeidsongeschikt is. Ook herhaalde zij dat de geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de argumenten van appellante in hoger beroep een herhaling zijn van wat eerder is aangevoerd en dat er geen nieuwe gegevens zijn overgelegd die haar standpunt onderbouwen. De Raad heeft de rechtbank gevolgd in haar oordeel dat de functies medisch passend zijn voor appellante.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van K. de Jong als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 maart 2015.

Uitspraak

13/6626 WIA
Datum uitspraak: 13 maart 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
1 november 2013, 12/1850 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. W.H.A. Bos, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 januari 2015. Appellante is met voorafgaand bericht niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.H.G. Boelen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante, laatstelijk werkzaam als interieurverzorgster, heeft zich op 31 mei 2010 vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet ziek gemeld met rechter schouder- en armklachten. Daarnaast was sprake van een aanpassingsstoornis in remissie.
1.2.
Bij besluit van 11 mei 2012 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellante met ingang van 28 mei 2012 geen recht is ontstaan op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.3.
Bij besluit van 7 november 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 11 mei 2012 ongegrond verklaard.
2.1.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank, samengevat, overwogen dat sprake is geweest van een zorgvuldig medisch onderzoek en dat er geen aanleiding is voor twijfel aan de juistheid van het medisch oordeel door het Uwv. Zij heeft bij haar oordeel betrokken dat appellante geen (medische) gegevens heeft ingezonden die aanleiding geven tot twijfel aan de juistheid van het medisch standpunt van het Uwv.
2.2.
Over de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft de rechtbank geoordeeld dat de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellante. Zij heeft verder overwogen dat appellante haar stelling dat zij in haar laatste dienstverband in een grotere urenomvang werkzaam is geweest niet aan de hand van loonkundige gegevens heeft onderbouwd.
3. In hoger beroep heeft appellante staande gehouden dat het Uwv haar beperkingen niet juist heeft vastgesteld. Zij acht zich volledig arbeidsongeschikt. Zij heeft verder herhaald dat zij in haar laatste dienstverband in een grotere urenomvang werkzaam is geweest en dat de geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Wat appellante in hoger beroep naar voren heeft gebracht over de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit vormt een herhaling van hetgeen zij in bezwaar en beroep heeft aangevoerd. Hierin zijn geen aanknopingspunten gelegen om te komen tot een andersluidend oordeel. Appellante heeft ook in hoger beroep geen stukken overgelegd die haar standpunt onderbouwen dat zij zwaarder beperkt is te achten dan door het Uwv is aangenomen dan wel die haar standpunt onderbouwen dat zij volledig arbeidsongeschikt is.
4.2.
De rechtbank wordt gevolgd in haar oordeel dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht passend zijn voor appellante. Appellante heeft ook in hoger beroep geen gegevens ingezonden die haar standpunt onderbouwen dat zij in haar laatste dienstverband een grotere urenomvang werkzaam is geweest.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van K. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2015.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) K. de Jong

JL