ECLI:NL:CRVB:2015:828

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 maart 2015
Publicatiedatum
18 maart 2015
Zaaknummer
13-5449 TOG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering tegemoetkoming TOG en de status van een kind in een instelling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de terugvordering van een tegemoetkoming op grond van de Regeling tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen (TOG) door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellante, de moeder van een gehandicapt kind, ontving gedurende een bepaalde periode deze tegemoetkoming, maar de Svb stelde vast dat haar dochter, die in een instelling verbleef, niet meer tot haar huishouden behoorde. Dit leidde tot een terugvordering van € 3.163,80.

De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het kind op basis van vaste jurisprudentie niet als behorend tot het huishouden van de ouders kon worden beschouwd, omdat zij wekelijks vier nachten in de instelling verbleef. Appellante stelde in hoger beroep dat er recht op tegemoetkoming bestond, omdat haar dochter in bepaalde kwartalen minder dan vier nachten per week in de instelling verbleef.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellante in hoger beroep geen nieuwe gronden had aangevoerd die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De Raad bevestigde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het reguliere patroon van verblijf in de instelling niet door incidentele omstandigheden kon worden doorbroken. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.

Uitspraak

13/5449 TOG
Datum uitspraak: 18 maart 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
29 augustus 2013, 12/2315 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. C.C. Neering, werkzaam bij DAS rechtsbijstand, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2015. Appellante is verschenen, bijgestaan door R. Bos en mr. Neering. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door
J.A.J. Groenendaal.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante heeft over de periode van het tweede kwartaal van 2008 tot en met het vierde kwartaal van 2011 een tegemoetkoming op grond van de Regeling tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen (TOG) ontvangen voor haar [dochter X.], geboren op [in] 2003. [X.] is op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten geïndiceerd voor verblijf, vier – zeven etmalen per week.
1.2.
Bij besluit van 3 april 2012 heeft de Svb vastgesteld dat appellante over de periode van het tweede kwartaal van 2008 tot en met het vierde kwartaal van 2011 geen recht heeft op een tegemoetkoming TOG, zodat van appellante een bedrag van € 3.163,80 wordt teruggevorderd. Hieraan is ten grondslag gelegd dat [X.] gedurende voornoemde periode wekelijks vier nachten in de instelling Heliomare te Bergen heeft doorgebracht, zodat zij niet kan worden beschouwd als behorend tot het huishouden van appellante.
1.3.
Bij besluit van 17 augustus 2012 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar tegen het besluit van 3 april 2012 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank onder meer het volgende overwogen, waarbij voor verweerder de Svb en voor eiseres appellante moet worden gelezen:
“(…) Op grond van vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) (zie, bijvoorbeeld, de uitspraak van de CRvB van 29 april 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AT5262) geldt als maatstaf dat als een kind volgens een bestendig patroon het merendeel van de in een week gelegen nachten elders doorbrengt, het niet kan worden beschouwd als behorend tot het huishouden van de ouders.
3.2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is genoegzaam gebleken dat [X.] op reguliere basis gedurende vier nachten per week in Heliomare verbleef in vorenbedoelde zin. De rechtbank verwijst in dit verband in de eerste plaats naar een brief van eiseres van
19 februari 2012, waarin zij schrijft dat [X.] van maandagavond tot en met donderdagavond in Heliomare verblijft. Voorts bevindt zich onder de gedingstukken een telefoonrapport van 29 februari 2012 van verweerder, waarin staat: “
Volgens moeder verblijft kind 4 nachten per week bij heliomare. (…)”.Voorts is van belang het door eiseres ingevulde informatieformulier van 26 maart 2012, waarin eiseres heeft aangekruist dat [X.] vier tot zeven nachten per week niet thuis slaapt. Hierbij heeft eiseres als toelichting gegeven dat [X.] gemiddeld 3 ½ nacht per week in Heliomare woont. Heliomare heeft bovendien op
8 maart 2012 en 10 april 2012 schriftelijk verklaard dat [X.] vier tot zeven nachten in haar instelling verblijft.”
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van de TOG recht op een tegemoetkoming TOG bestaat over het kwartaal dat een kind tot het huishouden van de ouders kan worden beschouwd. Het reguliere patroon van het aantal overnachtingen dient daarom per kwartaal te worden herbeoordeeld. [X.] heeft in het tweede kwartaal van 2009, het tweede kwartaal van 2010 en het derde kwartaal van 2011 minder dan vier nachten per week in Heliomare verbleven, zodat appellante over die kwartalen recht heeft op een tegemoetkoming TOG.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellante heeft in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen.
4.2.
De rechtbank heeft de beroepsgronden op de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze gronden niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit. De Raad kan zich geheel in de beoordeling van de gronden door de rechtbank vinden. Het betoog van appellante dat per kwartaal op basis van incidentele afwijkingen achteraf moet worden herbeoorbeeld of in dat kwartaal het reguliere patroon zich feitelijk heeft voorgedaan slaagt niet. Het enkele gegeven dat in verband met incidentele omstandigheden, zoals vakanties en ziekte, in een kwartaal feitelijk meer nachten thuis dan in de instelling zijn doorgebracht leidt er niet toe dat het reguliere patroon wordt doorbroken. Uit de aard der zaak kunnen incidentele omstandigheden daaraan niet afdoen. Een feitelijke herbeoordeling achteraf verdraagt zich bovendien niet met een goede uitvoeringspraktijk. In beginsel moet kunnen worden uitgegaan van de opgave van het reguliere patroon aan het begin van een kwartaal.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd en het verzoek om schadevergoeding zal worden afgewezen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van K. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2015.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) K. de Jong

HD