ECLI:NL:CRVB:2015:806
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten woninginrichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 1 juli 2008 bijstand ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had op 8 november 2012 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van de inrichting van zijn nieuwe woning. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag op 17 december 2012 afgewezen, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 11 februari 2013 ongegrond verklaard. Het college stelde dat de kosten voor woninginrichting tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en dat deze kosten uit het inkomen moeten worden betaald. De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de appellant niet heeft aangetoond dat de kosten noodzakelijk waren en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de regel rechtvaardigden.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat de verhuizing noodzakelijk was en dat hij niet in staat was om voor de kosten te reserveren. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de gronden die de appellant in hoger beroep aanvoerde een herhaling waren van wat eerder in beroep was aangevoerd. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagde. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van M.S. Boomhouwer als griffier.