ECLI:NL:CRVB:2015:803
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet woonachtig op het opgegeven adres
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 9 november 2009 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant stond ingeschreven op een adres dat eigendom was van zijn moeder, maar er waren aanwijzingen dat hij daar niet daadwerkelijk woonde. Naar aanleiding van anonieme tips heeft de sociale recherche onderzoek gedaan naar de woonsituatie van appellant. Dit onderzoek leidde tot een huisbezoek en gesprekken met zowel appellant als zijn moeder. De sociale recherche concludeerde dat appellant niet op het opgegeven adres woonde, maar bij zijn (ex-)vriendin in België. Op basis van deze bevindingen heeft het college van burgemeester en wethouders van Maastricht besloten om de bijstand van appellant in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door het college. De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellant tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij wel degelijk op het opgegeven adres woonde en dat het onderzoek gebrekkig was. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het college voldoende bewijs had om de intrekking van de bijstand te rechtvaardigen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant niet zijn hoofdverblijf had op het opgegeven adres, wat leidde tot de bevestiging van de intrekking van de bijstand.