ECLI:NL:CRVB:2015:799

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 maart 2015
Publicatiedatum
17 maart 2015
Zaaknummer
13-5912 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschrift wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, vertegenwoordigd door A.B. Schipper, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Drechtstedenbestuur, dat een aanvraag om bijstand had afgewezen. De rechtbank had het beroep van de appellant gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar had het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De rechtbank stelde vast dat het besluit van 14 april 2011 aan de gemachtigde was verzonden en dat de bezwaartermijn was gaan lopen. Het bezwaarschrift van de appellant, gedateerd op 9 augustus 2012, was te laat ingediend.

Tijdens de zitting bij de Raad op 3 februari 2015 heeft de gemachtigde aangevoerd dat hij binnen zes weken na de bekendmaking van het besluit een bezwaarschrift had ingediend. De Raad oordeelde echter dat er geen bewijs was voor deze stelling en dat de appellant pas in augustus 2012 in bezwaar was gekomen. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagde en de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd werd.

De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van M.S. Boomhouwer als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 17 maart 2015.

Uitspraak

13/5912 WWB
Datum uitspraak: 17 maart 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
19 september 2013, 13/456 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplats] (appellant)
het Drechtstedenbestuur (Drechtstedenbestuur)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft A.B. Schipper (gemachtigde) hoger beroep ingesteld.
Het Drechtstedenbestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 februari 2015. Namens appellant is gemachtigde Schipper verschenen
.Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
A. Kleijn.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Op 5 april 2011 heeft gemachtigde namens appellant een aanvraag ingediend om bijstand.
1.2.
Bij besluit van 14 april 2011 heeft het Drechtstedenbestuur de aanvraag van appellant afgewezen. Dit besluit is op dezelfde datum aan appellant verzonden.
1.3.
Bij besluit van 13 december 2012 (bestreden besluit) heeft het Drechtstedenbestuur het bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank heeft zelf in de zaak voorzien en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Hieraan heeft de rechtbank ten grondslag gelegd dat het besluit van 14 april 2011 uiterlijk in september 2011 aan gemachtigde is gezonden en dat de bezwaartermijn toen is gaan lopen. Het bezwaarschrift, dat dateert van 9 augustus 2012, is niet tijdig ingediend.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken grond tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Vaststaat dat het besluit van 14 april 2011 uiterlijk in september 2011 alsnog aan gemachtigde is verzonden en dat hij dit heeft ontvangen. De termijn voor het maken van bezwaar is een dag na deze bekendmaking aangevangen.
4.2.
Ter zitting van de Raad heeft gemachtigde aangevoerd dat hij binnen zes weken na de in
4.1
bedoelde bekendmaking een bezwaarschrift heeft afgegeven bij de Sociale Dienst Drechtsteden. De stukken bieden echter geen aanknopingspunt voor dit voor het eerst ter zitting ingenomen standpunt. Dit betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat appellant pas in augustus 2012 in bezwaar is gekomen van het in september 2011 bekendgemaakte besluit. Dat is te laat.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door van P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van
M.S. Boomhouwer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2015.
(getekend) P.W. van Straalen
(getekend) M.S. Boomhouwer

HD