Uitspraak
.Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, vertegenwoordigd door A.B. Schipper, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Drechtstedenbestuur, dat een aanvraag om bijstand had afgewezen. De rechtbank had het beroep van de appellant gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar had het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De rechtbank stelde vast dat het besluit van 14 april 2011 aan de gemachtigde was verzonden en dat de bezwaartermijn was gaan lopen. Het bezwaarschrift van de appellant, gedateerd op 9 augustus 2012, was te laat ingediend.
Tijdens de zitting bij de Raad op 3 februari 2015 heeft de gemachtigde aangevoerd dat hij binnen zes weken na de bekendmaking van het besluit een bezwaarschrift had ingediend. De Raad oordeelde echter dat er geen bewijs was voor deze stelling en dat de appellant pas in augustus 2012 in bezwaar was gekomen. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagde en de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd werd.
De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van M.S. Boomhouwer als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 17 maart 2015.