ECLI:NL:CRVB:2015:778
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake buitenlandbijdrage ingevolge de Zorgverzekeringswet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Duitsland, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Zorginstituut Nederland, dat als rechtsopvolger van het College voor zorgverzekeringen (Cvz) optreedt. De zaak betreft de buitenlandbijdrage die appellant verschuldigd is voor de zorg van zijn echtgenote, die als meeverzekerd gezinslid recht heeft op zorg in Duitsland. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat appellant op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) een buitenlandbijdrage verschuldigd is, ondanks de onduidelijkheid over de situatie van zijn echtgenote en de communicatie met het Zorginstituut en AOK Rheinland/Hamburg. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en het beroep op het vertrouwensbeginsel verworpen, omdat niet is gebleken dat het Zorginstituut toezeggingen heeft gedaan die appellant het gerechtvaardigd vertrouwen konden geven dat hij geen buitenlandbijdragen verschuldigd was. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.