ECLI:NL:CRVB:2015:776
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake AOW-pensioen en terugwerkende kracht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam met betrekking tot haar AOW-pensioen. Appellante, geboren in 1935 en woonachtig in Turkije, heeft verzocht om herziening van haar AOW-pensioen, dat eerder was gekort. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had in 2001 een pensioen voor een gehuwde toegekend, maar dit werd later gewijzigd naar een pensioen voor een alleenstaande met een korting van 42%. Na een verzoek om herziening in 2011, werd de korting verlaagd naar 26% en werd appellante alsnog verzekerd geacht voor een periode waarin zij in Nederland had gewoond.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarbij werd opgemerkt dat de terugwerkende kracht van het besluit ten onrechte was beperkt tot één jaar. In hoger beroep herhaalde appellante haar gronden en voerde aan dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die een langere terugwerkende kracht rechtvaardigden. De Svb had echter in een nieuw besluit de eerdere beslissing herzien, maar de Raad oordeelde dat er geen grond was voor een verdergaande terugwerkende kracht dan eerder was toegekend.
De Raad concludeerde dat appellante onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van een bijzonder geval en dat zij zelf verantwoordelijk was voor het niet tijdig navragen van haar aanspraken. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, maar het beroep tegen het besluit van de Svb werd ongegrond verklaard. De Svb werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.695,- bedroegen.