ECLI:NL:CRVB:2015:77
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand wegens schending inlichtingenverplichting door appellant zonder vaste verblijfplaats
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die zich had aangemeld voor bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had geen vaste verblijfplaats en had een aanvraag ingediend bij de Dienst Werk en Inkomen Amsterdam (DWI). De DWI had echter geconstateerd dat de appellant onvolledige informatie had verstrekt over zijn verblijfplaats, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant op 16 november 2012 een aanvraag om bijstand had ingediend, waarbij hij aangaf in zijn auto te slapen. Later gaf hij aan tijdelijk bij zijn ouders te verblijven, maar de DWI vond tijdens een huisbezoek dat de situatie niet overeenkwam met de door de appellant gegeven verklaringen. De Raad oordeelde dat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door geen juiste of volledige opgave te doen van zijn feitelijke verblijfplaats. Dit leidde tot de conclusie dat het college het recht op bijstand niet kon vaststellen, waardoor de aanvraag terecht was afgewezen.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd opgemerkt dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd om zijn claims te onderbouwen. De Raad benadrukte het belang van controleerbare gegevens over de feitelijke woon- en verblijfplaats voor het verkrijgen van bijstand. De uitspraak werd gedaan door J.C.F. Talman, in tegenwoordigheid van griffier T.A. Meijering, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.