ECLI:NL:CRVB:2015:762
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Weigering van uitkering op grond van de Wet WIA na beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) had aangevraagd, was van mening dat hij meer arbeidsongeschikt was dan door de verzekeringsartsen was vastgesteld. De verzekeringsartsen hadden in hun rapporten voldoende aandacht besteed aan de (vermoeidheids)klachten van de appellant en gemotiveerd waarom deze klachten niet leidden tot het aannemen van een urenbeperking. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen, zoals door de appellant was verzocht. De Raad bevestigde dat de bedrijfsarts appellant voor slechts 20 uur per week belastbaar achtte, maar dat dit niet leidde tot een ander oordeel over de arbeidsongeschiktheid.
De rechtbank had eerder het beroep van de appellant gegrond verklaard, het bestreden besluit van het Uwv vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. De Raad oordeelde dat de verzekeringsgeneeskundige onderzoeken niet onzorgvuldig of onvolledig waren geweest en dat de klachten van de appellant in de beoordeling waren betrokken. De Raad wees het verzoek van de appellant om een rapport van een psychiater af, omdat er geen aanleiding was om de FML te herzien op basis van de aangevoerde argumenten.
De Raad concludeerde dat de appellant in staat werd geacht de geselecteerde functies te vervullen, ondanks zijn klachten. De aangevochten uitspraak werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door H. van Leeuwen, in tegenwoordigheid van I. Mehagnoul als griffier.