ECLI:NL:CRVB:2015:754
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Weigering van uitkering op basis van de Wet Wajong en beoordeling van beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht. Appellante, geboren in 1993, had op 26 januari 2011 een uitkering op grond van de Wet Wajong aangevraagd. De verzekeringsarts concludeerde dat appellante in staat was om werkzaamheden te verrichten die passen bij haar cognitieve mogelijkheden, en stelde een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) op. De arbeidsdeskundige concludeerde dat appellante minder dan 25% arbeidsongeschikt was. Het Uwv weigerde de uitkering op basis van het besluit van 18 maart 2011, omdat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor de uitkering.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv handhaafde de beslissing. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen van appellante correct had vastgesteld en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van deze vaststellingen. De Raad concludeerde dat de belasting in de geselecteerde functies binnen de functionele mogelijkheden van appellante blijft en dat er geen noodzaak was voor verdere begeleiding door een jobcoach.
De Raad heeft de argumenten van appellante, waaronder de stelling dat haar beperkingen zijn onderschat, verworpen. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende rekening had gehouden met de beperkingen van appellante en dat de geselecteerde functies passend waren. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.