ECLI:NL:CRVB:2015:72
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting bij autotransacties
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) door het college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst. Appellanten, die sinds 12 oktober 2005 bijstand ontvangen, hebben in de periode van 2009 tot 2011 meerdere auto’s gekocht en verkocht zonder dit te melden aan het college. Dit leidde tot een heronderzoek door de gemeente, waarbij werd vastgesteld dat appellanten hun inlichtingenverplichting hebben geschonden. Het college heeft daarop besloten om de bijstand van appellanten met terugwerkende kracht in te trekken en een bedrag van € 37.074,82 terug te vorderen.
De rechtbank heeft in een tussenuitspraak geoordeeld dat het college alleen bevoegd was om de bijstand over bepaalde maanden in te trekken, maar dat de terugvordering van het volledige bedrag niet gerechtvaardigd was. Appellanten hebben in hoger beroep gesteld dat zij wel degelijk aan hun inlichtingenverplichting hebben voldaan en dat de intrekking en terugvordering onterecht zijn. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellanten niet in staat zijn geweest om aan te tonen dat zij recht hadden op bijstand in de maanden waarin de financiële transacties hebben plaatsgevonden. De Raad heeft vastgesteld dat de appellanten geen concrete en verifieerbare gegevens hebben overgelegd die hun recht op bijstand onderbouwen.
De Raad heeft de eerdere uitspraken van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de schending van de inlichtingenverplichting door appellanten een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van appellanten niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.