Uitspraak
OVERWEGINGEN
23 oktober 2012 en 6 februari 2013. In deze rapporten is overtuigend uiteengezet dat de door appellante - ook in hoger beroep - aangevoerde argumenten over de afstanden bij de [Hogeschool 1], het parkeren, het concentratieprobleem tengevolge van medicatiegebruik, de klassengrootte, de vrees voor pesten, de te volgen stage, vrijstelling(en) en financiële aspecten geen beletsel zijn om de opleiding verpleegkunde aan de [Hogeschool 1] te volgen. Bovendien heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in deze rapporten genoegzaam gemotiveerd dat ook bij de [Hogeschool 1] mogelijkheden zijn voor studenten met een beperking. De Raad onderschrijft het standpunt van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat de grotere afstanden bij de [Hogeschool 1] overbrugd kunnen worden door het gebruik maken van een rolstoel. Dat appellante zich niet wenst voort te bewegen in een rolstoel doet hier niet aan af. Voorts heeft appellante niet voldoende onderbouwd dat het medicatiegebruik van Tramadol tot concentratieproblemen leidt, zodat de klassengrootte en de examentijd bij de [Hogeschool 1] voor appellante geen beletsel behoeven te zijn. Immers, niet gebleken is dat concentratiestoornissen een veel voorkomende bijwerking van het gebruik van dit medicijn zijn, terwijl psychiater F. Kaya evenmin vermeldt dat appellante concentratieproblemen heeft. De door appellante in hoger beroep overgelegde emailwisseling leidt ook niet tot een ander standpunt. Vanuit praktisch oogpunt is een opleiding bij Fontys voor appellante wellicht wenselijk, maar dit kan in deze zaak geen rol spelen nu appellante niet medisch geobjectiveerd aannemelijk heeft gemaakt dat de opleiding aan de [Hogeschool 1] geen adequate opleiding voor haar is.
BESLISSING
J.R. van Ravenstein als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
16 februari 2015.