In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellante, die eerder was toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 21 juli 2011 besloten de uitkering per 22 september 2011 te beëindigen, omdat appellante minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft vervolgens een deskundige, orthopedisch chirurg F.H. Wapstra, benoemd om de medische situatie van appellante te beoordelen. Wapstra concludeerde dat de arbeidsbeperkingen van appellante niet onderschat waren en dat zij in staat was om gemiddeld acht uur per dag te werken.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, wat appellante heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht de deskundige in zijn oordeel heeft gevolgd. De Raad heeft vastgesteld dat het deskundigenrapport zorgvuldig was en dat de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed onderbouwd waren. Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens overgelegd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellante verworpen en de aangevallen uitspraak bevestigd, zonder termen voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 6 maart 2015.