ECLI:NL:CRVB:2015:672

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 maart 2015
Publicatiedatum
6 maart 2015
Zaaknummer
13-1054 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WGA-uitkering en geschiktheid van functies in het kader van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de intrekking van de WGA-uitkering van appellante, die eerder was toegekend op basis van linkerschouderklachten en een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Het Uwv had vastgesteld dat appellante per 22 december 2011 niet langer recht had op de WGA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, bijgestaan door haar advocaat, mr. A.F. Dorhout.

Tijdens de procedure heeft het Uwv een verweerschrift ingediend, vergezeld van rapporten van verzekeringsartsen. Appellante heeft ook medische informatie overgelegd, waaronder een rapport van psychiater S. Henselmans. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat het Uwv zorgvuldig onderzoek had verricht en dat de medische gegevens voldoende waren gewogen. Appellante voerde in hoger beroep aan dat de verzekeringsartsen onvoldoende rekening hadden gehouden met haar psychische klachten en dat er meer expertise nodig was.

De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat de verzekeringsartsen een zorgvuldig medisch onderzoek hebben uitgevoerd. De Raad concludeerde dat er geen aanwijzingen waren dat de belastbaarheid van appellante was overschat en dat de geschiktheid van de geduide functies voldoende gemotiveerd was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

13/1054 WIA
Datum uitspraak: 6 maart 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
11 januari 2013, 12/2349 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.F. Dorhout, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend met een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Bij brief van 8 januari 2015 is namens appellante een brief alsmede een rapport van
16 mei 2014 van psychiater S. Henselmans overgelegd. Het Uwv heeft hierop gereageerd met een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2015. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Dorhout. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door F.A. Put.

OVERWEGINGEN

1.1.
Aan appellante was laatstelijk een WGA-loonaanvullingsuitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend in verband met linkerschouderklachten, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.2.
Bij besluit van 24 oktober 2011 heeft het Uwv na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek vastgesteld dat appellante per 22 december 2011 geen
WGA-uitkering meer krijgt omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.3.
In bezwaar heeft orthopedisch chirurg A.C. van Rinsum op verzoek van het Uwv in verband met de linkerschouderproblematiek expertise verricht. Op basis van deze expertise heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 1 juni 2012 de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) aangepast ten aanzien van het tillen en dragen voor zover betrekking hebbend op links. De reeds in de FML vastgelegde beperkingen in de rubrieken 1 en 2, komen in voldoende mate tegemoet aan de psychische klachten van appellante. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft gezien de aangepaste FML heroverwogen dat er geen reden is de mate van arbeidsongeschiktheid, zoals vastgesteld door de arbeidsdeskundige, te herzien. Bij besluit van 4 juni 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 24 oktober 2011, ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft zij (samengevat) overwogen dat sprake is geweest van zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek, waarbij dossierstudie heeft plaatsgevonden en appellante is onderzocht. Voorts heeft er op verzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep een orthopedische expertise plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de medische gegevens, waaronder informatie van Illuminatus van 26 september 2008, de brieven van verschillende data van de huisarts en van de orthopedisch chirurg, de informatie van de revalidatiearts van 8 februari 2012, de brief van de fysiotherapeut 21 februari 2012 en de expertise, betrokken en gemotiveerd gewogen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd dat zwaardere beperkingen dan weergegeven in de FML van 1 juni 2012 niet aan de orde zijn. Ten slotte heeft de rechtbank overwogen dat de in het dossier aanwezige gegevens de conclusie kunnen dragen dat appellante in medisch opzicht in staat is om de voorgehouden functies te vervullen.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij zich niet kan vinden in de overwegingen van de rechtbank dat er een volledig en voldoende zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden. De verzekeringsartsen hadden gelet op de vier jaar oude informatie van Illuminatus nadere informatie dienen op te vragen, temeer omdat appellante nog steeds onder behandeling is en medicatie gebruikt tegen de psychische klachten. In de FML is onvoldoende rekening gehouden met haar onverklaarbare lichamelijke en (toenemende) psychische klachten. De bevindingen van Illuminatus in 2008 sluiten geenszins uit dat de oorzaak van deze klachten gevonden moet worden in de psychische gevolgen van een haar overkomen ongeval in 1992. Voorts heeft ook de huisarts er op gewezen dat expertise is aangewezen waarbij ervaring met transculturele psychosociale problematiek noodzakelijk is. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft appellante een rapport van 16 mei 2014 van psychiater S. Henselmans overgelegd waarin deze, kort samengevat, heeft aangegeven dat bij appellante sprake is van een dysthyme stoornis en een paniekstoornis met agorafobie. Appellante is van mening dat in de rubriek “persoonlijk functioneren” van de FML onvoldoende beperkingen zijn aangenomen, omdat op geen enkele wijze rekening is gehouden met de beschrijving van haar dagelijks functioneren. Omdat de FML onvoldoende tegemoetkomt aan de lichamelijke en psychische beperkingen van appellante, zijn ook de op basis hiervan geselecteerde functies niet geschikt voor appellante.
3.2.
Het Uwv heeft gereageerd op de gronden met een rapport van 9 april 2013 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze heeft te kennen gegeven dat appellante bij de verzekeringsarts geen depressieve klachten heeft gemeld. Ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geen ernstige depressieve of dysthyme stoornis vastgesteld. Voorts heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep er op gewezen dat is uitgegaan van een psychische stoornis. Vanwege psychogenese en stemmingsstoornis zijn er beperkingen aangenomen in de FML, die passend zijn te achten bij milde stemmingsstoornissen. Dat sprake is van een sterke gerichtheid op de fysieke klachten en beperkingen, wordt bevestigd door de expertise van
Van Rinsum. De stelling dat er ernstige psychische stoornis bestaat ten gevolge van het ongeval in 1998, is niet bewezen. In reactie op het rapport van psychiater Henselmans heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij rapport van 20 januari 2015 te kennen gegeven dat de door psychiater Henselmans vermelde diagnose al in 2008 bekend was en toen uitgangspunt is geweest bij het vaststellen van de beperkingen in het kader van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank dat de verzekeringsartsen een zorgvuldig medisch onderzoek hebben ingesteld, wordt onderschreven. De verzekeringsarts heeft dossierstudie en spreekuuronderzoek verricht en anamnese afgenomen. Informatie uit de behandelend sector is meegewogen. In bezwaar heeft op verzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep een orthopedische expertise plaatsgevonden. Vervolgens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep appellante op de hoorzitting gesproken en heeft de door appellante overlegde medische informatie, zowel ten aanzien van haar linkerschouderklachten als ten aanzien van haar psychische klachten in de heroverweging betrokken.
4.2.
Gelet op de op het verzoek van de verzekeringsarts verrichte expertise, de inzichtelijk opgestelde rapporten van de verzekeringsartsen, waarbij de informatie van de behandelend sector, onder meer van Illuminatus uitdrukkelijk is betrokken en gewogen, alsmede de overige beschikbare medische gegevens, is er, evenals de rechtbank heeft overwogen, geen aanleiding de medische grondslag van het bestreden besluit in twijfel te trekken. De verzekeringsartsen hebben de beschikbare medische informatie op een inzichtelijke wijze beoordeeld. Noch op basis van medisch objectiveerbare psychiatrische ziektebeelden, noch op grond van een lichamelijke aandoening is gebleken dat de verzekeringsartsen de belastbaarheid van appellante hebben overschat. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bij rapport
van 9 april 2013 voldoende gemotiveerd waarom het inwinnen van nadere informatie bij Illuminatus niet was aangewezen. Met betrekking tot het in hoger beroep overgelegde rapport van 16 mei 2014 van psychiater Henselmans heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 20 januari 2015 overtuigend gemotiveerd dat bij het vaststellen van de belastbaarheid al rekening is gehouden met de diagnoses waartoe psychiater Henselmans is gekomen.
4.3.
Uitgaande van de in de FML vastgelegde belastbaarheid wordt met de rechtbank voorts vastgesteld dat de geschiktheid van de geduide functies door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende inzichtelijk en toereikend is gemotiveerd in het rapport van 1 juni 2012. Er is geen aanleiding om de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit voor ondeugdelijk te houden. Het Uwv heeft op juiste gronden vastgesteld dat appellante
op 22 december 2011 geen recht (meer) heeft op een WGA-uitkering.
4.4.
Uit hetgeen in 4.1 tot en met 4.3 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.E. Bakker, in tegenwoordigheid van I. Mehagnoul als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2015.
(getekend) R.E. Bakker
(getekend) I. Mehagnoul

MK