ECLI:NL:CRVB:2015:671
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en geschiktheid voor eigen werk na psychische en lichamelijke klachten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om geen recht op een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die zich op 2 november 2009 ziek meldde met psychische klachten en later ook lichamelijke klachten kreeg, heeft een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. De verzekeringsarts van het Uwv heeft haar onderzocht en vastgesteld dat zij geschikt is voor haar eigen werk, ondanks de vastgestelde beperkingen. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft haar bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om aan de geschiktheid van appellante voor haar eigen werk te twijfelen. In hoger beroep heeft appellante haar eerdere gronden herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt de uitspraak. De Raad concludeert dat er geen nieuwe medische gegevens zijn die de eerdere conclusies van de verzekeringsartsen ondermijnen. De uitspraak bevestigt dat appellante op de datum in geding in staat was haar eigen maatgevende werk te verrichten, en dat de aard van haar werkzaamheden niet boven haar belastbaarheid uitstijgt.