ECLI:NL:CRVB:2015:641
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om toekenning van huishoudelijke verzorging op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1937, een verzoek ingediend om toekenning van huishoudelijke verzorging op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Appellant heeft aangegeven dat hij problemen ondervindt met bukken en strekken, wat hem belemmert in het zelfstandig voeren van zijn huishouden. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de aanvraag van appellant op 2 oktober 2012 afgewezen, en deze afwijzing is na bezwaar op 22 november 2012 gehandhaafd. Het college concludeerde dat appellant in staat moest worden geacht zijn huishouden zelfstandig te voeren, door taken te verspreiden over de dag of week en gebruik te maken van hulpmiddelen.
Appellant heeft tegen deze afwijzing beroep aangetekend, waarbij hij aanvoert dat het college ten onrechte geen medisch advies heeft gevraagd en dat hij, gezien zijn gezondheidstoestand en leeftijd, niet in staat is om zelfstandig zijn huishouden te voeren. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep gegrond verklaard en het besluit van het college vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten omdat het college in de beroepsprocedure alsnog een medisch adviseur heeft ingeschakeld. Deze adviseur concludeerde dat appellant in staat is om zijn huishoudelijke taken te verrichten.
In hoger beroep heeft appellant de uitspraak van de rechtbank bestreden, met de stelling dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het standpunt van het college, dat er geen noodzaak is voor huishoudelijke verzorging, kan worden gedragen door het medisch advies. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat de medisch adviseur voldoende informatie had om tot een verantwoord oordeel te komen. Appellant heeft geen objectieve medische gegevens overgelegd die de conclusie van de medisch adviseur zouden ondermijnen. De Raad oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover deze is aangevochten.