ECLI:NL:CRVB:2015:635

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 maart 2015
Publicatiedatum
4 maart 2015
Zaaknummer
14-2621 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen uitnodiging voor groeibaangesprek niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellante, die sinds 1995 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had bezwaar gemaakt tegen een schrijven van 16 november 2011. Dit schrijven nodigde haar uit voor een groeibaangesprek bij Werkplein Maastricht, maar het college van burgemeester en wethouders van Maastricht had dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De Raad oordeelde dat het schrijven van 16 november 2011 niet als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt, maar als een mededeling van informatieve aard. Appellante had aangevoerd dat zij immateriële schade had geleden door dit schrijven, maar de Raad wees dit verzoek af. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep geen doel trof. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

14/2621 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
31 maart 2014, 12/95 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Maastricht (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. L. Bovenkamp, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Mr. A.M.H.E.G. Lemmens heeft zich als opvolgend gemachtigde gesteld.
Het college heeft bij wijze van verweer volstaan met verwijzing naar de gedingstukken.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 januari 2015. Voor appellante is
mr. Lemmens verschenen. Het college heeft zich, zonder bericht, niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante, geboren op [datum] 1959, ontving sinds 1995 bijstand, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande. Appellante is op
15 november 2011 medisch gekeurd door de bedrijfsarts M. Kempeneers met het oog op een mogelijk te realiseren plaatsing in een groeibaantraject. Bij schrijven van 16 november 2011 is appellante uitgenodigd om op 24 november 2011 te verschijnen bij Werkplein Maastricht voor een zogeheten groeibaangesprek. Daarbij is vermeld dat appellante op
15 november 2011 een medisch onderzoek heeft ondergaan bij Annex BV en dat daaruit is gebleken dat zij volledig arbeids- en trajectgeschikt is bevonden. Het college heeft het tegen de brief van 16 november 2011 gemaakte bezwaar bij besluit van 8 december 2011 (bestreden besluit) niet-ontvankelijk verklaard. Daarbij heeft het college zich, voor zover hier van belang, op het standpunt gesteld dat de brief van 16 november 2011 niet als een besluit maar als een mededeling van informatieve aard moet worden beschouwd. De brief bevat een uitnodiging om de medische keuring en een eventueel vervolg te bespreken maar (nog) geen besluit inzake rechten en verplichtingen. Het tevens in het bezwaar begrepen verzoek om ontheffing van de arbeidsverplichtingen is doorgezonden naar de desbetreffende afdeling. Na medische vervolgonderzoeken op 6 en 23 januari 2012 heeft het college appellante bij besluit van 26 januari 2012 tijdelijk ontheven van de op haar rustende verplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de WWB.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gekeerd tegen de aangevallen uitspraak, voor zover deze ziet op de ongegrondverklaring van het beroep. Daartoe heeft zij, samengevat, aangevoerd dat het schrijven van 16 november 2011 wel als een besluit moet worden opgevat en dat zij als gevolg van dat besluit immateriële schade heeft geleden die moet worden vergoed. Gesteld is verder dat het eerste medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest, dat de zinsnede in de brief van 16 november 2011 dat “[uit het medisch onderzoek] is gebleken dat zij volledig arbeids- en trajectgeschikt is bevonden” wel degelijk als op rechtsgevolg gericht kon worden aangemerkt en dat zij op ontoelaatbare wijze onder druk is gezet om een groeibaan te accepteren.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder een besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Met het begrip rechtshandeling wordt gedoeld op een handeling gericht op rechtsgevolg.
4.2.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het schrijven van
16 november 2011 door het college terecht niet als een besluit, als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb, is aangemerkt. Allereerst is van belang dat appellante niet aantoonbaar voorafgaand aan de brief van 16 november 2011 een verzoek om ontheffing van de verplichtingen ingevolge artikel 9, eerste lid, van de WWB heeft gedaan. Voorts kan de strekking van de brief, hoewel de brief op zichzelf wellicht wat ongelukkig is geformuleerd, bezwaarlijk anders worden geduid dan als een uitnodiging om op 24 november 2011 de resultaten van de op
15 november 2011 ondergane medische keuring te bespreken, zonder dat daaraan meteen al consequenties in de vorm van (nieuwe) verplichtingen zijn verbonden. Tot slot moet de zinsnede in de brief van 16 november 2011 “dat [uit het medisch onderzoek] is gebleken dat appellante volledig arbeids- en trajectgeschikt is bevonden”, mede gelet op de context, als een mededeling van feitelijke aard worden beschouwd en bevat de brief evenmin een nadere concretisering van de in artikel 9, eerst lid, van de WWB neergelegde
re-integratieverplichting. De enkele vermelding “gespreksdoel: groeibaangesprek” in de brief en in de separaat bijgevoegde folder over algemeen voor bijstandsgerechtigden geldende verplichtingen zijn daartoe ontoereikend.
4.3.
Uit 4.2 vloeit voort dat het verzoek om vergoeding van de als gevolg van de brief van
16 november 2011 geleden immateriële schade, nog daargelaten dat deze niet met objectieve medische of anderszins verifieerbare gegevens is onderbouwd, moet worden afgewezen.
4.4.
Uit 4.2 en 4.3 volgt dat het hoger beroep geen doel treft. De aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade als vermeld in 4.3 af.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs als voorzitter en W.H. Bel en C.H. Rombouts als leden, in tegenwoordigheid van C.M. Fleuren als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2015.
(getekend) R.H.M. Roelofs
(getekend) C.M. Fleuren

HD