ECLI:NL:CRVB:2015:619
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.B.J. van der Ham
- E.C.R. Schut
- L.J.A. Damen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing aanvraag bijstandsverlening op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) na schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had eerder het besluit van het college om de aanvraag van betrokkene voor bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) af te wijzen, vernietigd. Betrokkene had zich op 6 september 2012 gemeld voor bijstand en op 4 oktober 2012 een aanvraag ingediend. Een medewerker van de gemeente Rotterdam had op 23 oktober 2012 een onaangekondigd huisbezoek geprobeerd, maar betrokkene was niet thuis. De medewerker had een brief achtergelaten waarin betrokkene werd uitgenodigd voor een gesprek op 25 oktober 2012. Betrokkene is echter niet op dit gesprek verschenen en heeft niet tijdig gereageerd op de uitnodiging. Het college heeft de aanvraag afgewezen op basis van de schending van de inlichtingenverplichting.
De rechtbank oordeelde dat het college niet zorgvuldig had gehandeld door enkel een brief achter te laten en geen vervolgonderzoek te doen. Het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de termijn van twee dagen voor reactie op de brief niet te kort was en dat betrokkene verantwoordelijk was voor het niet tijdig reageren. De Raad concludeerde dat het college niet onzorgvuldig had gehandeld en dat betrokkene de inlichtingenverplichting had geschonden. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep tegen het besluit van 8 februari 2013 werd ongegrond verklaard.