ECLI:NL:CRVB:2015:614
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand en WIJ-inkomensvoorziening wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstand en een inkomensvoorziening op grond van de Wet investeren in jongeren (WIJ) van appellante. Appellante ontving bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) van 14 januari 2008 tot en met 31 december 2009 en vanaf 1 januari 2010 een WIJ-inkomensvoorziening. De aanleiding voor de intrekking was het niet melden van een bankrekening van haar zoon, waarop contante stortingen plaatsvonden. De Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling had een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening, waarbij bleek dat appellante niet had gemeld dat zij over deze bankrekening kon beschikken en dat er bedragen op werden gestort. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht heeft op basis van deze bevindingen de bijstand en inkomensvoorziening van appellante ingetrokken en de kosten van bijstand teruggevorderd.
De rechtbank Midden-Nederland oordeelde dat appellante de inlichtingenverplichting had geschonden, maar dat het college ten onrechte stelde dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante redelijkerwijs had moeten begrijpen dat de niet-gemelde gegevens van invloed konden zijn op haar recht op bijstand. De Raad concludeerde dat de intrekking en terugvordering van de bijstand en WIJ-inkomensvoorziening terecht waren, omdat appellante niet had voldaan aan haar verplichtingen om relevante informatie te verstrekken. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken en wees de verzoeken van appellante af.