ECLI:NL:CRVB:2015:591
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Korting op AOW-pensioen wegens niet verzekerde tijdvakken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die in Marokko woont, had een aanvraag ingediend voor een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Hij stelde dat hij van 1969 tot 1997 in Nederland had gewoond en gewerkt, maar kon deze stelling niet onderbouwen met bewijsstukken. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had zijn aanvraag afgewezen omdat hij niet had gereageerd op verzoeken om informatie. Na bezwaar werd hem een AOW-pensioen toegekend, maar slechts voor een deel van de periode waarin hij beweerde verzekerd te zijn geweest.
De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, omdat de Svb voldoende onderzoek had gedaan naar zijn werk- en woonverleden in Nederland. De Svb had navraag gedaan bij verschillende uitzendbureaus en pensioenfondsen, maar vond geen bewijs dat de appellant in de betwiste periodes in Nederland had gewerkt. De rechtbank oordeelde dat de Svb terecht had besloten dat de appellant niet verzekerd was voor de AOW gedurende de tijdvakken van 1 juli 1961 tot en met 13 september 1987 en van 1 oktober 1996 tot en met 30 juni 2011.
In hoger beroep herhaalde de appellant zijn stelling dat hij lange periodes in Nederland had gewerkt en diende hij aanvullende stukken in ter onderbouwing. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter het oordeel van de rechtbank en de beslissing van de Svb. De Raad oordeelde dat de appellant zijn stelling niet met bewijsstukken had kunnen onderbouwen en dat de Svb terecht had geoordeeld dat hij niet verzekerd was voor de AOW in de betwiste periodes. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.