Uitspraak
OVERWEGINGEN
€ 5.921,82 van appellant teruggevorderd en een betaalverplichting opgelegd van
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die bijzondere bijstand had ontvangen in de vorm van geldleningen, verzocht om kwijtschelding van de restschuld. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had dit verzoek afgewezen, omdat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden zoals vastgelegd in de beleidsregels inkomensvoorziening WWB, IOAW, IOAZ en WWIK. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad heeft vastgesteld dat het college beslag had gelegd op de uitkering van de appellant, wat betekent dat hij niet voldeed aan de voorwaarden voor kwijtschelding. De Raad heeft de argumenten van de appellant over zijn financiële en gezondheidsituatie overwogen, maar oordeelt dat deze geen dringende redenen opleveren om van verdere invordering af te zien. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en bevestigt dat de appellant de bescherming van de regels inzake de beslagvrije voet kan inroepen, waardoor hij altijd een inkomen ter hoogte van 90% van de bijstandsnorm zal behouden.
De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van C.M.A.V. van Kleef als griffier.