In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond van 24 oktober 2012. De zaak betreft een geschil over de toekenning van een WIA-uitkering aan appellant, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was afgewezen. De Raad heeft in een tussenuitspraak op 17 september 2014 vastgesteld dat het Uwv zowel de medische als de arbeidskundige grondslag van het besluit had aangepast. De Raad heeft de gewijzigde medische grondslag goedgekeurd, maar de arbeidskundige grondslag was onvoldoende gemotiveerd, met name voor de functie van teeltmedewerker. Het Uwv werd opgedragen om dit gebrek te herstellen.
Na het indienen van een arbeidskundig rapport door het Uwv en een reactie van appellant, heeft de Raad geconcludeerd dat de functie van hulpverkoper, naast de eerder goedgekeurde functies van operator en parkeercontroleur, ook passend is voor appellant. De Raad heeft vastgesteld dat appellant, uitgaande van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 28 maart 2013, geen relevant verlies aan verdienvermogen heeft. De Raad heeft het bestreden besluit van het Uwv bevestigd, maar heeft het verzoek van appellant om vergoeding van wettelijke rente afgewezen. Tevens is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant, die in totaal € 9.945,71 bedragen, inclusief kosten voor rechtsbijstand en deskundigenadvies.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter J.S. van der Kolk en griffier M.D.F. de Moor.