ECLI:NL:CRVB:2015:541

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 februari 2015
Publicatiedatum
25 februari 2015
Zaaknummer
12-6428 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond inzake WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond van 24 oktober 2012. De zaak betreft een geschil over de toekenning van een WIA-uitkering aan appellant, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was afgewezen. De Raad heeft in een tussenuitspraak op 17 september 2014 vastgesteld dat het Uwv zowel de medische als de arbeidskundige grondslag van het besluit had aangepast. De Raad heeft de gewijzigde medische grondslag goedgekeurd, maar de arbeidskundige grondslag was onvoldoende gemotiveerd, met name voor de functie van teeltmedewerker. Het Uwv werd opgedragen om dit gebrek te herstellen.

Na het indienen van een arbeidskundig rapport door het Uwv en een reactie van appellant, heeft de Raad geconcludeerd dat de functie van hulpverkoper, naast de eerder goedgekeurde functies van operator en parkeercontroleur, ook passend is voor appellant. De Raad heeft vastgesteld dat appellant, uitgaande van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 28 maart 2013, geen relevant verlies aan verdienvermogen heeft. De Raad heeft het bestreden besluit van het Uwv bevestigd, maar heeft het verzoek van appellant om vergoeding van wettelijke rente afgewezen. Tevens is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant, die in totaal € 9.945,71 bedragen, inclusief kosten voor rechtsbijstand en deskundigenadvies.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter J.S. van der Kolk en griffier M.D.F. de Moor.

Uitspraak

12/6428 WIA
Datum uitspraak: 25 februari 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van
24 oktober 2012, 12/386 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft op 17 september 2014 een tussenuitspraak in deze zaak gedaan (ECLI:NL:CRVB:2014:3128).
Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft het Uwv bij brief van 28 oktober 2014 een arbeidskundig rapport van 6 oktober 2014 ingezonden.
Appellant heeft bij brief van 24 november 2014 een reactie ingezonden, waarop het Uwv bij brief van 15 januari 2015 heeft gereageerd.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in verbinding met artikel 21, eerste lid, van de Beroepswet, is een nader onderzoek ter zitting achterwege gelaten.
De meervoudige kamer heeft de zaak verwezen naar de enkelvoudige kamer, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1. In de tussenuitspraak heeft de Raad overwogen dat het Uwv in hoger beroep zowel de medische als de arbeidskundige grondslag van het besluit heeft aangepast. De Raad heeft zich met die gewijzigde medische grondslag verenigd, de geduide functies van operator en van parkeercontroleur passend geacht, maar de functie van teeltmedewerker onvoldoende gemotiveerd geoordeeld. Het Uwv is opgedragen het gebrek in de arbeidskundige grondslag te herstellen door te onderbouwen dat, uitgaande van de FML van 28 maart 2013, voldoende functies voor appellant kunnen worden geduid waardoor geen relevant verlies aan verdienvermogen ontstaat.
2. In zijn rapport van 6 oktober 2014 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geconcludeerd dat, uitgaande van de FML van 28 maart 2013, de functie van hulpverkoper (Sbc-code 111300) aanvullend aan de functies van operator en parkeercontroleur als voor appellant geschikt kan worden aangemerkt, waardoor nog altijd het verlies aan verdienvermogen van appellant minder dan 35% blijft.
3. In zijn reactie van 24 november 2014 heeft appellant herhaald zich meer beperkt te achten dan door het Uwv is vastgesteld en de functie van parkeercontroleur niet passend te achten.
4.1.
De Raad ziet geen grond om terug te komen van zijn in de tussenuitspraak uitdrukkelijk en zonder voorbehoud neergelegde oordeel dat de belastbaarheid van appellant in de FML van 28 maart 2013 juist is weergeven. Dit geldt ook voor de in de tussenuitspraak als passend aangemerkte functies operator en parkeercontroleur. De reactie van appellant op het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 6 oktober 2014 vormt slechs een herhaling van wat appellant eerder tegen de betreffende functies heeft aangevoerd, zodat daarin geen aanleiding wordt gevonden anders te oordelen.
4.2.
Het standpunt van het Uwv dat de nu geduide functie van hulpverkoper passend is, wordt onderschreven. Uitgaande van de juistheid van de FML is de passendheid in het rapport van
6 oktober 2014 afdoende gemotiveerd. Dit heeft tevens tot gevolg dat het bestreden besluit alsnog op een voldoende arbeidskundige grondslag is komen te berusten en de conclusie van het Uwv wordt onderschreven dat appellant op de hier in geding zijnde datum geen relevant verlies aan verdienvermogen heeft. Het Uwv heeft terecht vastgesteld dat appellant met ingang van 14 oktober 2011 geen uitkering krijgt op grond van de Wet WIA.
4.3.
Omdat eerst in hoger beroep een afdoende grondslag is gegeven voor het bestreden besluit, is er aanleiding het oordeel van de rechtbank, dat het bestreden besluit moet worden vernietigd onder in stand laten van de rechtsgevolgen, te bevestigen, op de gronden als in deze uitspraak van de Raad is weergegeven. Gelet op dit oordeel is er geen aanleiding het Uwv te veroordelen tot vergoeding van wettelijke rente, zodat dit verzoek wordt afgewezen.
5. Er is aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in hoger beroep, bestaande uit € 1.470,- kosten rechtsbijstand en € 8.475,71 wegens voor medisch en arbeidskundig advies ingeschakelde deskundigen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;
  • wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van wettelijke rente af;
  • veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 9.945,71;
  • bepaalt dat het Uwv aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 466,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2015.
(getekend) J.S. van der Kolk
(getekend) M.D.F. de Moor
GdJ