ECLI:NL:CRVB:2015:536
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na uitgebreid onderzoek en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 februari 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die sinds 19 februari 2010 niet meer kan werken als medewerker in de champignonkwekerij vanwege fysieke en psychische klachten, had eerder een besluit van het Uwv ontvangen waarin werd vastgesteld dat hij met ingang van 17 februari 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd in een eerder stadium door de rechtbank Oost-Nederland ongegrond verklaard.
Appellant voerde in hoger beroep aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand was gekomen en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn psychische en lichamelijke toestand. Hij stelde dat de verzekeringsartsen van het Uwv zijn klachten onvoldoende hadden meegewogen en dat er ten onrechte geen urenbeperking was aangenomen. De Raad heeft de argumenten van appellant beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de medische beoordeling door het Uwv deugdelijk was. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de informatie van de behandelende sector en dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) een juist beeld gaf van de beperkingen van appellant.
De Raad bevestigde dat appellant in staat werd geacht om fysiek licht werk te verrichten, ondanks zijn klachten. De door appellant ingebrachte rapporten van medisch adviseurs werden niet als voldoende overtuigend beschouwd om de eerdere conclusies van de verzekeringsartsen te weerleggen. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen en dat de geselecteerde functies in medisch opzicht passend waren. Uiteindelijk werd het hoger beroep van appellant afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd.