ECLI:NL:CRVB:2015:532
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WAO-uitkering in verband met inkomsten als directeur-grootaandeelhouder
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die sinds 1987 een WAO-uitkering ontvangt, heeft in hoger beroep beroep aangetekend tegen de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die zijn uitkering herzien en teruggevorderd. De appellant heeft als directeur-grootaandeelhouder inkomsten genoten, wat leidde tot de herziening van zijn arbeidsongeschiktheid. Het Uwv heeft vastgesteld dat de appellant over de jaren 2008 tot en met 2010 minder arbeidsongeschikt was dan eerder vastgesteld, wat resulteerde in een terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkering van € 6.521,92. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht de anticumulatiebepaling van artikel 44 van de WAO heeft toegepast en dat er geen dringende reden was om van terugvordering af te zien. De Raad heeft de argumenten van de appellant verworpen, waaronder de stelling dat hij voor altijd 80 tot 100% arbeidsongeschikt zou zijn en dat eerdere afspraken met het Uwv niet zijn nageleefd. De Raad concludeerde dat de besluiten van het Uwv in overeenstemming waren met de wet en dat de terugvordering terecht was.