Uitspraak
OVERWEGINGEN
4.6. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. Appellante, die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontving, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) voor de kosten van de ouderbijdrage aan het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) in verband met de uithuisplaatsing van haar twee kinderen. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Purmerend, omdat de kosten als alimentatieverplichting werden beschouwd en niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan konden worden gerekend.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellante aan dat de ouderbijdrage niet als alimentatieverplichting kan worden gezien, omdat deze ook kosten voor hulpverlening en begeleiding omvat. De Raad oordeelde echter dat de ouderbijdrage, gelet op de wetgeving, wel degelijk als kosten ter voldoening aan een alimentatieverplichting moet worden beschouwd. De Raad bevestigde dat de ouderbijdrage niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan behoort, omdat appellante voor haar kinderen geen aanspraak kan maken op kinderbijslag en de kosten voortvloeien uit haar onderhoudsplicht.
De Raad concludeerde dat de kosten waarvoor bijzondere bijstand werd gevraagd niet noodzakelijk waren en dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De aangevallen uitspraak werd bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.