ECLI:NL:CRVB:2015:502
Centrale Raad van Beroep
- Tussenuitspraak bestuurlijke lus
- M.M. van der Kade
- H.J. Simon
- E.E.V. Lenos
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over herziening en terugvordering van WAO-uitkering en toeslag na schending inlichtingenplicht
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 20 februari 2015, wordt de herziening en terugvordering van de WAO-uitkering en de toeslag van betrokkene besproken. Betrokkene, die als heftruckchauffeur werkzaam was bij een BV, ontving sinds 24 maart 2003 een WAO-uitkering vanwege spanningsklachten, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Daarnaast ontving hij een toeslag op grond van de Toeslagenwet. Na een anonieme tip dat betrokkene werkzaamheden verrichtte, werd er een onderzoek ingesteld, wat leidde tot de conclusie dat betrokkene zijn inlichtingenplicht had geschonden door geen melding te maken van zijn werkzaamheden.
De rechtbank Amsterdam had eerder geoordeeld dat er voldoende aanwijzingen waren dat betrokkene regelmatig werkzaamheden verrichtte, wat leidde tot de schorsing van zijn uitkering. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat betrokkene vanaf 1 augustus 2007 werkzaam was, maar dat er wel voldoende aanwijzingen zijn dat hij een jaar voor de verklaringen al werkzaamheden verrichtte. De Raad draagt appellant op om het besluit te herstellen, waarbij de schending van de inlichtingenplicht door betrokkene wordt erkend, maar de exacte periode van terugvordering blijft onduidelijk.
De uitspraak benadrukt het belang van het nakomen van de inlichtingenplicht door uitkeringsgerechtigden en de gevolgen van het niet melden van werkzaamheden voor de uitkering. De Raad stelt dat het aan appellant is om de invloed van eventuele inkomsten op de uitkering te beoordelen, en dat er voldoende bewijs moet zijn voor een herziening of terugvordering van de uitkering.